'Wanneer het je maar uitkomt.'

'Laten we dan niet tot volgende week wachten,' stelde Jan voor. 'Vrijdagmiddag lijkt me wel wat. Ken je de Speckled Hen?'

Ze maakten een afspraak en toen Sally langzaam de hoorn neerlegde wist ze nog steeds niet waarom ze met Jan Ransom wilde praten. Het enige wat ze wist was dat ze het wilde.

Steve kwam de kamer in en ging naast haar zitten. 'Mag ik weten met wie je aan het bellen was?'

'Liever niet,' zei Sally onzeker.

Steve aarzelde, maar aangezien hij aan alles aan Sally kon merken hoe uitgeput en gespannen ze was besloot hij om er niet op aan te dringen. Hij stond op en deed het licht uit. 'Kom, liefje, laten we naar bed gaan.'

Sally liet zich gewillig naar boven leiden en in bed stoppen en ze stribbelde niet tegen toen Steve haar tegen zich aantrok. Maar bij zijn volgende woorden verstijfde ze.

'Misschien is het beter als we nog een kindje maken,' hoorde ze hem zeggen. 'Misschien moeten we daar nu al mee beginnen.'

Zwijgend schoof Sally bij hem vandaan en terwijl de nacht zich voortsleepte voelde ze hoe de kloof tussen haarzelf en haar man langzaam breder werd.

Lucy Corliss wierp een blik op de klok. Het was bijna elf uur en al weer liep er een dag, de derde sinds Randy's verdwijning, ten einde. 'Op morgen,' zei ze bitter terwijl ze haar lege kopje hief. 'Wil je nog koffie?'

Jim schudde zijn hoofd en keek Lucy na terwijl ze naar het fornuis liep. Ze hadden de hele avond aan de keukentafel gezeten en Jim had zijn best gedaan om Lucy kalm te houden. Het was zes uur eerder begonnen, toen hij met een bleek gezicht aan haar voordeur was verschenen. 'Wat is er?' had ze gevraagd. 'Heb je iets gehoord?'

Jim had zijn hoofd geschud. 'Niet echt. Mag ik binnenkomen?'

Verwonderd had Lucy hem binnengelaten en meegenomen naar de keuken. Jim had dat als een teken van acceptatie opgevat; in zijn jeugd had zijn moeder al haar vrienden in de keuken ontvangen - de zitkamer was voor de dominee.

'Ik kom net van het politiebureau,' had hij gezegd nadat ze hem uit de eerste van de eindeloze reeks potten koffie die ze die avond zouden leegdrinken had ingeschonken. 'Ik heb met brigadier Bronski gepraat.'

'En?' moedigde Lucy aan toen Jim het moeilijk leek te vinden om verder te gaan.

'Hij begon over statistieken.'

'Wat voor statistieken?'

'Van gevallen zoals dat van ons,' antwoordde Jim terwijl zijn ogen de hare ontmoetten. 'Gevallen zoals dat van Randy.'

'Ik begrijp het,' zei Lucy zacht Haar gedachten dwaalden af naar de dag die achter haar lag. Ze had hem besteed aan gesprekken met mensen die langs de route woonden die Randy naar school nam. Ze had bij iedere deur aangebeld en de mensen gesmeekt te proberen zich te herinneren of ze die dag iets gezien hadden, wat dan ook, als het haar maar een idee gaf van wat er met haar zoon gebeurd was. Het antwoord was onveranderlijk hetzelfde geweest.

Het speet ze maar ze hadden niets gezien, niets gehoord en niets bijzonders opgemerkt. En ze waren allemaal door de politie ondervraagd, zowel voor als na de zoekactie in het bos.

'Lucy,' hoorde ze Jim zeggen, 'ze hebben me verteld dat we ons moeten voorbereiden op het feit dat wanneer Randy gevonden wordt - als hij

gevonden wordt...' Zijn stem stierf weg en hij merkte dat de tranen hem in de ogen sprongen. Hij keek de andere kant op.

'...dat hij dan dood zal zijn?' vroeg Lucy terwijl er geen enkele emotie in haar stem doorklonk. 'Dat weet ik, Jim. Tenminste, ze hebben het me verteld. Ik geloof het niet. Ik heb het gevoel...'

'Lucy,' kreunde Jim. 'Lucy, ik weet wat je denkt. Ik weet wat je voelt. Maar je moet je erop voorbereiden. Bronski zei dat het iets anders was als ze een aanwijzing hadden - een briefje, een telefoontje, of zelfs de sporen van een worsteling. Maar met niets, niet één enkele aanwijzing, kunnen ze alleen maar aannemen dat Randy is weggelopen of... of in de handen is gevallen van iemand die niet geïnteresseerd is in losgeld.'

'Je bedoelt dat een of andere maniak hem heeft opgepikt om seksuele redenen?' vroeg Lucy met een stem die angstaanjagend normaal klonk. 'Dat hij verkracht is en daarna vermoord?'

'Zoiets...' wist Jim met moeite uit te brengen.

'Dat is niet gebeurd,' verklaarde Lucy. 'Als dat gebeurd was zou ik het weten. Diep in mijn hart zou ik het weten. Hij is niet dood, Jim, en hij is niet weggelopen.'

'Maar waar is hij dan? Waarom hebben we dan helemaal niets gehoord?'

Maar Lucy had alleen haar hoofd geschud. 'Jim, ik heb met iedereen gepraat die ik kon bedenken, vragen gesteld, God weet wat ik allemaal gedaan heb en het enige wat ik ervan kan zeggen is dat het in een boek of een film altijd anders is. De moeder gaat op zoek naar haar kind en ze vindt het. Maar zo gemakkelijk is het niet Ik heb helemaal niets gevonden. Het enige dat ik na drie dagen heb is dit.'

Ze had het dossier gepakt dat de schoolverpleegster haar gegeven had en het over de tafel haar ex-man toegegooid, die het had doorgebladerd en daarna opzij gelegd. Het lag nog steeds op de tafel, waar het de hele avond gelegen had terwijl ze aten, praatten, hun koffie dronken, probeerden te bedenken wat ze nu verder moesten doen, het over andere dingen hadden maar altijd, onvermijdelijk, terugkwamen op hun zoon.

Nu, terwijl Lucy haar kopje volschonk en naar de tafel terugkwam pakte Jim het rapport nog maar eens op. Hij bladerde het door.

Het enige dat het uniek maakte was het feit dat het een beeld gaf van een opmerkelijk gezonde kleine jongen.

Te gezond?

Jim begon het dossier te bestuderen, op zoek naar al die kleinigheden die erin hoorden te staan.

De absenties van school.

De misselijkheid na de lunch.

De geschaafde knieën van de onvermijdelijke valpartijen.

De zere kelen en verkoudheden waar geen kind aan ontkwam.

Niets van dit alles.

Jim nam het rapport nog een keer door om te controleren of hij iets over het hoofd had gezien. Uiteindelijk sloeg hij het rapport dicht en keek zijn ex-vrouw aan. 'Lucy, vind jij niet dat er iets geks is met Randy's dossier?'

Ze keek hem nadenkend aan. 'Iets geks? Hoezo?' 'Volgens dit rapport is Randy geen dag in zijn leven ziek geweest, heeft hij nooit een gaatje in zijn gebit gehad en zelfs nooit eens zijn knie geschaafd.'

'Nou en?'

Jim fronste zijn voorhoofd. 'Ik weet niet hoe dat met jou is, maar zoiets heb ik nog nooit eerder gehoord.' Hij sloeg het rapport opnieuw op en begon het aan Lucy voor te lezen. Het was allemaal vrij duidelijk - behalve een kleine aantekening onder aan de eerste pagina:

CHILD 0263

'Wat betekent dat? Geven ze tegenwoordig ieder kind een nummer?'

Lucy schudde haar hoofd. 'Het is een code voor een onderzoek. Ik vroeg me ook al af wat het betekende en heb vanmorgen de schoolverpleegster opgebeld. CHILD betekent Children's Health Institute for Latent Diseases (= Gezondheidsinstituut voor Latente Kinderziekten) en nul-twee-zes-drie is het nummer dat ze aan Randy hebben gegeven.'

'Waarvoor?'

'Voor het een of andere onderzoek. Juffrouw Oliphant zei dat ze hem al een hele tijd volgen.'

'Volgen? Bedoel je dat ze hem in de gaten houden?'

'Dat niet. Om de paar maanden stuurt de school een rapport over Randy's gezondheid naar het instituut, dat is alles.'

'Hoeveel kinderen volgen ze?'

Lucy fronste haar wenkbrauwen. 'Hoe bedoel je dat?'

'Volgen ze alle kinderen van de school? Alle kinderen van Randy's klas?'

'Ik weet het niet,' zei Lucy. Ze pakte het dossier op, keek nog eens naar de aantekening en probeerde zich te herinneren wat Annie Oliphant precies over het onderzoek had gezegd. Had ze wel gevraagd hoeveel van Randy's schoolgenoten bij het onderzoek betrokken waren? Ze kon het zich niet herinneren. Ze liep naar de telefoon en begon een nummer te draaien.

'Lucy, het is na middernacht,' waarschuwde Jim haar.

'Maar het kan belangrijk zijn.' Lucy gebaarde dat hij zijn mond moest houden en richtte haar aandacht op de telefoon. 'Juffrouw Oliphant? Met Lucy Corliss. Ik vind het vervelend dat ik u zo laat nog stoor, maar ik blijf me afvragen hoe het precies zit met dat onderzoek waarbij Randy betrokken is. Wordt zijn hele klas bestudeerd?'

Ze luisterde even, stelde daarna nog een paar vragen en na de verpleegster bedankt te hebben hing ze op.

'En?' vroeg Jim.

'Wat vreemd,' zei Lucy. 'Ze vertelde me dat ze helemaal niets over het onderzoek weet. Er zijn verscheidene kinderen uit Eastbury bij betrokken en Randy is de oudste. Iedere maand stuurt ze kopieën van de gezondheidsrapporten van de kinderen naar Boston, naar het hoofdkwartier van CHILD. Ze hebben zelf voor de enveloppen en de porto gezorgd, maar ze hebben haar nooit verteld wat het onderzoek inhoudt of wat de resultaten zijn.'

'Maar wie heeft er toestemming gegeven voor dit onderzoek?' vroeg Jim.

'Heb jij geen toestemming moeten geven om Randy's gegevens te mogen gebruiken?'

'Ik heb geen idee,' antwoordde Lucy. 'Het kan best zijn dat ik ooit eens een formulier heb ondertekend waarmee ik mijn toestemming gaf. Je weet hoe dat gaat - kinderen krijgen zoveel formulieren mee naar huis en meestal geven ze je die niet eerder dan tijdens het ontbijt van de dag waarop ze ingeleverd moeten worden.'

'Eigenlijk weet ik helemaal niet hoe dat gaat,' zei Jim, maar zijn stem klonk niet onvriendelijk. 'Volgens mij is er nog veel meer waar ik niets vanaf weet.'

In zijn ogen kwam zo'n intens eenzame blik dat Lucy naar hem toeliep en haar armen om hem heen sloeg. 'Dit lijkt me niet het geschikte moment om je daar zorgen over te gaan maken,' zei ze tegen hem. 'En ik kan je garanderen dat je, als je wél hier geweest was, ook nooit al die formulieren gelezen zou hebben.'

Jim keek haar grijnzend aan. 'Bedoel je dat je me vergeven hebt dat ik me zo onverantwoordelijk gedragen heb?' Lucy liet hem los en Jim wenste dat hij dat kleine plagerijtje achterwege gelaten had. 'Het spijt me,' zei hij maar Lucy was al weer bezig met het bestuderen van Randy's medische gegevens.

'Juffrouw Oliphant zei nog iets. Ze zei dat alle bij het onderzoek betrokken kinderen één ding gemeen hebben: hun dossier is net als dat van Randy. Het schijnt dat ze allemaal een volmaakte gezondheid hebben en altijd hebben gehad.'

Jim staarde haar aan.

'Allemaal?'

Lucy knikte.

'Maar... maar hoe kan dat?'

'Hoe bedoel je?'

'Hoe lang is dat onderzoek al aan de gang?'

'In ieder geval al vanaf het moment dat het eerste kind naar school ging.'

'En alle kinderen die erbij betrokken zijn hebben een perfecte gezondheid?'

'Dat zei Annie Oliphant tenminste.' Waar wilde hij heen?

'Lucy, vind je het niet gek dat dit onderzoek al een tijdje gaande is - we weten niet precies hoe lang - en dat alle betrokken kinderen volmaakt gezond zijn? Het lijkt mij veel logischer dat er iemand zou komen opdagen als Randy zeg maar een jaar of tien was en voorstelde hem te volgen om te zien wat er verder met hem gebeurde, juist omdat hij zijn hele leven zo gezond is geweest. Maar blijkbaar had deze instelling in Boston reden om aan te nemen dat er iets bijzonders met Randy en die andere kinderen aan de hand was en zijn ze al heel vroeg begonnen met ze te volgen.'

'Wat wil je daarmee zeggen, Jim?' vroeg Lucy, die eigenlijk het antwoord al wist.

'Wat ik wil zeggen is dat we volgens mij eindelijk toch een aanknopingspunt hebben. Ik denk dat een van ons morgen contact moet opnemen met CHILD om te vragen waar dit onderzoek over gaat en wat Randy ermee te

maken heeft. Blijkbaar is er toch iets bijzonders aan Randy. We moeten weten wat dat is.'

Toen ze die nacht naar bed ging vroeg Lucy zich af hoe het in vredesnaam zin kon hebben om met iemand van Children's Health Institute for Latent Diseases te gaan praten. Stuurde Jim haar niet op het zoveelste doodlopende spoor?

Maar in ieder geval had ze wat te doen en op dit moment was alles beter dan niets.

Als ze niets deed zou ze gek worden en dat wilde ze niet laten gebeuren.

Niet voordat ze wist wat er met haar zoontje was gebeurd.

Al na drie dagen was Randy Corliss gewend aan de regels die er op de academie gehanteerd werden. Voor de eerste keer in zijn leven had hij het gevoel dat hij ergens bijhoorde. Het gevoel dat hij alleen op de wereld was, dat hij anders was dan andere kinderen van zijn leeftijd, was hij kwijt. Op de academie was hij net zo als de andere jongens.

Naar school gaan op de academie was heel anders dan op de school in Eastbury. Hier werden alle lessen 's ochtends gegeven, behalve sport en gymnastiek en de dingen die ze leerden vond Randy veel interessanter dan de dingen die hij vroeger had geleerd. Bovendien scheen iedereen op de academie het belangrijk te vinden dat je er ook echt wat van opstak. Dat was heel anders dan op gewone scholen. Zolang Randy zich kon herinneren had niemand het ooit erg gevonden als hij niet oplette omdat het onderwerp hem verveelde. Al zijn onderwijzers waren domweg in hun eigen tempo verder gegaan zonder te merken dat hun leerlingen niet meer luisterden.

Maar hier ging alles veel sneller. Hier verwachtten ze van je dat je leerde, dus deed je dat ook. En ze besteedden de meeste tijd aan onderwerpen die Randy interesseerden. Een boel geschiedenis, wat Randy leuk vond omdat geschiedenis op de een of andere manier altijd met oorlog te maken had, een onderwerp dat Randy verschrikkelijk boeiend vond. In zijn kinderlijke visie was er iets prachtigs aan mannen die ten strijde trokken. En door de manier waarop juffrouw Bowen lesgaf leek oorlog bijna een spel. Als je je aan de regels hield en precies deed wat je verteld werd, won je. Iedere les weer werd Randy verteld dat veldslagen alleen verloren werden omdat de troepen hun bevelen niet hadden opgevolgd. Dat klonk hem volstrekt logisch in de oren want als hij erover nadacht kwam hij tot de conclusie dat hij in al die negen jaar alleen in de problemen was gekomen als hij iemand niet gehoorzaamd had.

Op de academie was het precies hetzelfde. Zolang je je aan de regels hield was er geen vuiltje aan de lucht. Als er van je verwacht werd dat je iets deed, deed je dat ook. Als het je de eerste keer niet lukte bleef je het net zo lang proberen tot het wel goed ging. Maar het belangrijkste was dat je deed wat je verteld werd. Anders gebeurden er dingen.

Randy had nog maar een keer gemerkt wat er dan kon gebeuren, de avond nadat hij op de academie was aangekomen. Het liep tegen etenstijd en Peter was zijn kamer binnengekomen om hem mee te nemen naar de eetzaal.

Randy had zitten lezen en had zijn hoofdstuk op twee bladzijden na uit Hij had tegen Peter gezegd dat hij het uit wilde lezen en dat hij zo beneden zou komen.

Toen hij in de eetzaal kwam was zijn plaats aan de tafel verdwenen - zelfs zijn stoel was weg - en de andere jongens keken niet eens naar hem. Juffrouw Bowen stond op van de tafel waaraan de staf at Er werd om zes uur gegeten, zei ze, en niet om vijf over zes; hij was te laat. Hij wilde net gaan tegenwerpen dat de andere jongens nog niet eens met eten begonnen waren toen hij iets in de ogen van de vrouw zag dat hem duidelijk maakte dat alles wat hij zei zinloos zou zijn. Hij werd naar zijn kamer gestuurd en bracht de rest van de avond alleen door. Er kwam niemand naar zijn kamer, er was zelfs niemand die iets tegen hem zei hoewel hij de hele avond zijn deur open liet staan. Vanaf die keer zorgde Randy ervoor dat hij deed wat hem gezegd werd.

Niet dat dat moeilijk was. 's Morgens was de discipline het strakst en 's middags, na de gymnastiekles, werden ze aan zichzelf overgelaten en mochten ze doen wat ze wilden, 's Middags was er nooit iemand die zei wat ze moesten doen of hoe ze het moesten doen. En hoewel Randy altijd het gevoel had dat hij in de gaten gehouden werd, had hij daar nooit iemand op kunnen betrappen. Uiteindelijk kwam hij voor zichzelf tot de conclusie dat hij op de een of andere manier getest werd, maar hij wist niet wat de regels waren of wat er van hem verwacht werd. Hij wist ook niet wat er zou gebeuren als hij faalde.

Tijdens de eerste dagen had Randy zich natuurlijk afgevraagd waarom hij hier was en waarom zijn vader hem niet had opgezocht of op zijn minst had gebeld. Maar toen hij aan de academie begon te wennen hield hij op met zich daar zorgen over te maken.

Het was nu donderdagmiddag en Randy en Peter kwamen net van gymles. Ze hadden de hele middag voor zich en begonnen de bossen in de buurt van het hoofdgebouw van de academie te doorkruisen.

'Zullen we Koning van de Berg spelen?' vroeg Peter ineens.

Randy keek om zich heen. Voor zover hem bekend was, was de grond waarop de academie lag volledig vlak op een kleine, ondiepe vijver na, die ze gebruikten om in te zwemmen. 'Wat nemen we dan als berg?'

'Kom mee,' antwoordde Peter. Hij liep het bos verder in en na een paar minuten kwamen ze bij een pad. Een paar honderd meter verderop was een open plek in het bos en middenin leek een massief stuk graniet uit de grond te rijzen. Het stak zo'n tien meter boven de grond uit.

'Wat is dat?' fluisterde Randy.

'Een rots, domoor,' zei Peter minachtend. 'Hoe moet ik nu weten wat het precies is?'

'Kun je erop komen?'

'Vanzelf. Ik ben er al heel vaak bovenop geklommen. Ik en een andere jongen speelden er altijd op.'

'Wie was dat?'

'Jeff Grey.'

Randy had die naam nog niet eerder gehoord. 'Wie is dat?'

'Hij was hier voordat jij kwam.'

'Waar is hij nu?'

'Hoe moet ik dat weten?' antwoordde Peter, maar iets in zijn stem vertelde Randy dat hij meer wist dan hij wilde loslaten. Plotseling schoten Erics woorden, die hij al bijna vergeten was, hem weer te binnen.

'Sommige jongens... verdwijnen gewoon. We denken dat ze dood zijn.'

Was dat met Jeff Grey gebeurd? Hij stond op het punt het te vragen, maar Peter was al met het spel begonnen. 'Wil je nu meedoen of niet?' riep Peter. 'De eerste die boven is probeert de ander tegen te houden I' Peter begon tegen de rots te klauteren. Zijn banden en voeten leken zich instinctief van richel naar richel te verplaatsen. Randy bleef even naar hem staan kijken en begon toen een paar meter bij Peter vandaan te klimmen.

De eerste drie meter waren niet moeilijk. Dat stuk was nog niet steil en door de eeuwen heen was door de strenge winters van New England het oppervlak aan alle kanten gebarsten en gespleten. Randy concentreerde zich erop zo snel mogelijk naar boven te komen en besteedde weinig aandacht aan Peter.

Toen de rots steiler begon te worden voelde hij ineens een hand op zijn schouder die aan hem begon te trekken. Hij draaide zich om en zag Peter naast zich, die zich grijnzend op een richel staande hield.

'Tot ziens!' riep Peter uit. Hij gaf een harde duw en Randy merkte dat hij zijn evenwicht verloor omdat zijn linkervoet weggleed. Hij graaide naar een lauriertak die uit de rots groeide maar voelde die onder zijn handen afbreken. Ineens was hij bezig naar beneden te glijden en zijn armen en benen stootten aan een stuk door tegen de rotswand zonder ooit houvast te vinden. Hij kwam op de grond terecht, draaide zich op zijn rug en vroeg zich af of hij zich ergens bezeerd had. Maar het was geen ernstige val geweest en hij voelde geen pijn. Toen hoorde hij van boven het vernederende geluid van Peters gelach.

Terwijl Peter verderging met zijn klim naar de top stond Randy op en begon te zoeken naar een andere plek om naar boven te klimmen. Hij liep om de rots heen en bestudeerde hem zorgvuldig terwijl hij zich realiseerde dat hij geen kans meer had om voor zijn vriend de top te bereiken. Nu zou hij zich erop moeten vechten.

Hij vond een plaats waar het eerste deel van de klim vrij moeilijk leek, maar waar vlak bij de top een brede richel leek te zitten waarop hij zich af kon zetten bij zijn poging Peter van de top te verdrijven.

Hij begon langzaam te klimmen en probeerde iedere stap die hij deed in zijn hoofd te prenten zodat hij, als hij weer viel, misschien kans zou zien zich vast te grijpen voor hij helemaal naar beneden tuimelde. Hij negeerde de pesterijen die op hem neerkwamen terwijl Peter zichzelf uitriep tot Koning van de Berg.

Toen was hij op de richel en de vlakke top van de rots zat ter hoogte van zijn borst. Peter stond boosaardig grijnzend boven hem.

'Verder kom je niet. Als je nog een stap verder doet duw ik je naar beneden.'

Randy legde zijn armen op de top maar voor hij erop had kunnen klimmen had Peter hem teruggeduwd. 'Geef je het op?' vroeg Peter.

'Waarom zou ik?' snauwde Randy terug. 'Jij hebt vals gespeeld.'

'Niet waar,' zei Peter. 'Ik heb alleen maar gezegd dat je boven moest zien te komen. Ik heb nooit gezegd dat je de ander niet naar beneden mocht duwen.'

Opnieuw probeerde Randy op de top te klimmen en opnieuw hield Peter hem tegen, deze keer door op Randy's vingers te gaan staan om hem zijn houvast te doen verliezen. Randy wrong zijn hand los en zoog even op zijn pijnlijke knokkels terwijl hij probeerde te bedenken wat hij moest doen. Hij wierp een blik over zijn schouder en daar, achter de bomen, zag hij de dreigend oprijzende massa van de academie. Hij kon bijna de ogen op zich voelen en begon zich af te vragen of hij moeilijkheden zou krijgen als hij daar terugkwam.

Toen keek hij naar beneden.

Ver beneden hem doemde dreigend de grijze massa van de steenslag aan de voet van de rots op en Randy realiseerde zich dat als hij nu naar beneden viel, het eerste deel van de val het minst erge zou zijn. Als hij zichzelf de eerste drie meter niet vast kon grijpen was er niets dat kon voorkomen dat hij de rest van de afstand naar beneden tuimelde. En als dat gebeurde...

Hij richtte zijn aandacht weer op Peter.

'Geef je het op?' vroeg Peter opnieuw.

'Nee!' riep Randy. Hij deed net of hij zijn rechterhand op de rand wilde leggen maar trok hem weg op het moment dat Peters voet naar beneden kwam.

Hij greep Peter met beide handen bij zijn enkel, hoewel hij wist dat dat riskant was.

Peter staarde hem even verrast aan en probeerde toen zijn been los te rukken.

Randy bleef hem vasthouden.

Peter probeerde hem met zijn vrije voet een trap te geven maar Randy draaide zijn been om zodat Peter zijn evenwicht verloor en zijn andere voet moest gebruiken om niet te vallen.

Hij bukte zich en raapte een steen op.

'Laat mijn been los.'

'Nee.'

'Laat los, of ik sla je hersens in!'

'Nee!'

Randy keek omhoog en besefte ineens dat Peter het meende. De steen, groot en zwaar, kwam naar beneden.

Instinctief gaf Randy een ruk aan Peters been terwijl hij zich voorzichtig op de richel afzette. Hij zag dat Peter zijn ogen wijd opensperde en de steen uit zijn handen liet vallen.

En toen begon Peter, zijn evenwicht zoek, heen en weer te zwaaien. Beide jongens beseften tegelijk wat er ging gebeuren.

'Pak me vast!' gilde Peter.

Het was te laat. Randy probeerde het been van zijn vriend vast te grijpen

maar zijn vingers raakten nauwelijks het denim van Peters spijkerbroek. Terwijl Randy hulpeloos toekeek stortte Peter met zijn hoofd naar beneden in de steenslag onder aan de rots.

Louise Bowen knielde naast Peters slappe lichaam en voelde zijn pols. Daarna deed ze voorzichtig een oog van de jongen open en bekeek in hoeverre zijn pupil was vergroot. Naast haar drentelde Randy Corliss zenuwachtig heen en weer terwijl de tranen over zijn doodsbange gezicht stroomden.

Is hij dood?'

'Natuurlijk niet,' stelde Louise Bowen hem gerust. 'Hij is bewusteloos, maar hij leeft.'

'Ik wou dit niet,' huilde Randy. 'Echt, juffrouw Bowen, het was mijn schuld niet. We speelden Koning van de...'

'Ik wéét wat er gebeurd is.'

Haar stem klonk zo ongeduldig dat Randy verder zijn mond hield en terwijl hij keek hoe ze Peter onderzocht vroeg hij zich af wat er nu met hem zou gebeuren.

Toen Billy Semple van het dak was gesprongen en zijn been had gebroken was iedereen woedend op hem geweest, zelfs al kon hij er helemaal niets aan doen. Maar nu? Hij had Peter expres aan zijn been getrokken, ook al was dat omdat Peter hem met een steen wilde slaan. Wat gebeurde er als Peter stierf? Zouden ze hem naar de gevangenis sturen?

Terwijl Randy toekeek legde Louise Bowen Peter voorzichtig op zijn buik en ineens was het duidelijk wat er gebeurd was. Peter moest op zijn hoofd zijn neergekomen en daarna op zijn rug zijn gerold. Zijn haar zat onder het bloed en de achterkant van zijn schedel was ingedrukt. Overal in de bloederige massa zaten stukjes bot.

Louise Bowen wist dat Peter Williams normaal gesproken dood zou moeten zijn.

Toen, terwijl Randy Corliss in de bosjes stond over te geven, pakte Louise Bowen Peter op en droeg hem naar het grote, sombere gebouw waarin de academie gehuisvest was. Met een maag die nog steeds van streek was door wat er met Peter was gebeurd en een hoofd waarin de verschrikkelijkste gedachten rondspookten over wat er met hem zou kunnen gebeuren, volgde Randy haar een paar minuten later.

Randy luisterde naar het gedempte geluid van de klok beneden in de hal die middernacht sloeg. Toen het laatste geluid was weggestorven luisterde hij naar andere geluiden, maar die waren er niet. En toch was het geen stilte die hem zich op zijn gemak deed voelen. Het was niet het vredige soort stilte waaraan hij gewend was; het gaf hem het gevoel dat er iets mis was.

En dat was natuurlijk ook zo: Peter Williams.

Toen ze gingen eten was Peter Williams' plaats aan tafel weggehaald. Randy wist zeker dat de andere jongens het moesten hebben opgemerkt, maar ze zeiden niets. Ze hadden zwijgend gegeten, zichzelf verontschuldigd en waren naar boven verdwenen.

Randy had gewacht tot ze weg waren en was toen aarzelend op juffrouw Bowen afgestapt.

'Komt het weer goed met Peter?' had hij gevraagd.

Juffrouw Bowen had hem aangekeken, even geaarzeld en toen zacht zijn wang aangeraakt.

'Hij is er niet meer,' had ze geantwoord. 'Hij is er niet meer, maar je moet je er geen zorgen over maken. We weten wat er gebeurd is en niemand zegt dat het jouw schuld is. Het was een ongeluk en van een ongeluk kun je nooit iemand de schuld geven. Begrijp je dat?'

Randy had onzeker geknikt en toen was ook hij naar boven gegaan. Maar in plaats van de andere jongens op te zoeken was hij in zijn kamer gebleven en had geprobeerd te bedenken wat juffrouw Bowen bedoeld had.

En nu, om middernacht, lag hij daar nog over na te denken.

'Hij is er niet meer.' Dat was wat juffrouw Bowen gezegd had. Ze had niet gezegd dat Peter dood was, alleen dat hij er niet meer was.

Maar dat klopte niet. Waar was hij dan heengegaan en wanneer was dat gebeurd? Randy was vanaf het ongeluk voortdurend in het gebouw gebleven en er was geen ambulance voor Peter gekomen. Er waren zelfs geen auto's van de academie weggereden. Waar kon Peter dan zijn heengegaan?

De stilte en de duisternis werden ineens te veel voor Randy en hij stapte uit bed, trok zijn ochtendjas aan en liep naar de deur. Hij deed hem open en gluurde in de gang. Een paar meter verder stond bovenaan de trap een bureau waar altijd iemand zat, alsof van daaraf het huis bewaakt werd.

Vannacht zat er niemand aan het bureau.

Verbaasd liep Randy de kamer uit en de gang door tot hij boven aan de trap stond. Hij bleef even staan om te luisteren.

Het enige dat hij hoorde was het zachte tikken van de klok.

Hij liep langzaam de trap op, om de paar treden even stoppend, ervan overtuigd dat juffrouw Bowen ieder moment in de foyer kon verschijnen om hem terug naar bed te sturen. Maar toen stond hij zelf in de foyer en nog steeds klonk er geen enkel geluid.

Vanwaar hij stond kon hij zien dat 20wel de zit- als de eetkamer leeg waren. Hij draaide zich om en begon naar de achterkant van het huis te lopen, waar de kantoren zich bevonden. Hij liep langs juffrouw Bowens kantoor, daarna langs verscheidene andere gesloten deuren. En toen, net toen hij op het punt stond terug te gaan, hoorde hij het geluid van gedempte stemmen achter de volgende deur.

Hij sloop naderbij en luisterde. Toen stak hij aarzelend zijn hand uit en draaide de deurknop om. Hij wachtte, ervan overtuigd dat iemand het zou zien, maar er gebeurde niets.

Na een poosje opende hij de deur op een kier en drukte daar zijn oog tegenaan zodat hij in de kamer kon kijken.

Het was er helemaal wit, met een tafel in het midden die omringd werd door wat Randy medische apparatuur toeleek. Eigenlijk zag de kamer er net zo uit als de operatiekamers van ziekenhuizen die hij op de televisie had gezien. Om de tafel stonden vijf personen.

Ze droegen witte jassen en maskers, maar Randy kon juffrouw Bowen herkennen aan haar ogen en aan de lokken krullend haar die onder haar kapje vandaan sprongen. Hij wist bijna zeker dat de man aan het hoofd van de tafel meneer Hamlin was, van wie hij wist dat hij de directeur van de academie was.

Toen bewoog iemand zich en Randy kon zien wie er op de operatietafel lag.

Het was Peter Williams. Zijn hoofd zat in een metalen omhulsel. Zijn haar was afgeschoren en de achterkant van zijn schedel was weggesneden.

Randy stond met wijd opengesperde ogen en bonzend hart aan de grond genageld.

Dus Peter was helemaal niet weg, en hij was ook niet dood. Hij was hier nog steeds.

Maar wat waren ze met hem aan het doen? Waren meneer Hamlin en juffrouw Bowen allebei arts?

Dat moest wel, anders zouden ze Peter niet opereren.

Toen hoorde hij juffrouw Bowen iets zeggen.

'Wat doet u nu? U zult hem vermoorden!'

'Ik vermoord hem niet,' hoorde Randy meneer Hamlin antwoorden. 'Als hij had moeten sterven was dat al lang gebeurd.'

Randy bleef nog een paar minuten doodstil staan en luisterde naar de doktoren terwijl ze werkten. Hij begreep maar een paar dingen van wat ze zeiden maar hij wist met een afschuwelijke zekerheid dat er iets heel erg mis was. Ten slotte, toen hij het niet langer uit kon houden zonder te gaan schreeuwen, sloot hij de deur voorzichtig en sloop terug naar zijn kamer.

George Hamlin, die inderdaad zowel arts als directeur van de academie was, keek naar de andere leden van zijn operatieteam en wenste dat hun maskers doorzichtig zouden zijn. Op het ogenblik zou hij vooral Louise Bowens gezicht graag willen zien. Van zijn hele staf was Bowen de enige die waarschijnlijk bezwaar had tegen wat hij had gedaan. De anderen, wat voor rol zij ook speelden voor de leerlingen van de academie, waren allemaal artsen die niet alleen even bekwaam waren als hij maar ze waren ook, net als hij, toegewijde onderzoekers. Maar Bowen was anders. In al die tijd dat ze lid was van Hamlins team was ze er niet in geslaagd de juiste wetenschappelijke, objectieve houding te ontwikkelen. Als het niet zo belangrijk was om het project voorlopig geheim te houden zou hij haar al lang ontslagen hebben. Voorlopig zou hij haar gewoon moeten tolereren. 'Goed,' zei hij zacht. 'Dat was het wel.'

De operatie had bijna drie uur geduurd. Al die tijd had er een narcotiseur klaargestaan om in te grijpen als Peter Williams tekenen had vertoond waaruit bleek dat hij bij bewustzijn zou komen. Maar dat was niet gebeurd; hij was deze hele beproeving door in coma gebleven.

George Hamlin was om tien uur met Peter begonnen en had gedurende de operatie aan een stuk door verslag uitgebracht.

'De schedelhuid begint te genezen; het bloeden is opgehouden. Duidelijke tekenen van osteoregeneratie.'

Hij had behoedzaam stukjes bot uit Peters hoofd geplukt en ze in een fles met een zoutoplossing laten vallen, die binnen handbereik stond. Hij werkte snel en vakkundig en binnen een paar minuten was de wond schoon.

Onder het gat in Peters schedel waren ernstig beschadigde hersens te voorschijn gekomen.

'Jezus,' had iemand gefluisterd. 'Wat een puinhoop.'

Maar Hamlin had de opmerking genegeerd en was in het bedekkende weefsel gaan snijden om de beschadigde stukken te verwijderen. Dat was ook in een zoutoplossing gegaan.

'De beschadiging lijkt vrij oppervlakkig,' had Harry Garner, Hamlins eerste assistent, opgemerkt. 'Zijn er tekenen van regeneratie?'

'Nog niet.' Hamlin was, zoals altijd, kortaf geweest. Hij probeerde te besluiten wat hij nu moest gaan doen en het was op dit moment, terwijl hij neerstaarde op het gapende gat dat gevuld was met levend weefsel, dat de pure wetenschapper in hem de overhand kreeg.

De scalpel kwam in een flits naar beneden, sneed diep in de hersenschors, door de achterhoofdshersenkwab tot de kleine hersenen bloot lagen. Achter zich hoorde hij iemand naar adem snakken en hij was niet verbaasd toen Louise Bowens stem zijn concentratie verstoorde met de woorden die Randy Corliss zo angstaanjagend had gevonden.

'Wat doet u nu? U zult hem vermoorden!'

'Ik vermoord hem niet,' had Hamlin koeltjes geantwoord. 'Als hij had moeten sterven was dat al lang gebeurd.'

En nu, een uur later, was de operatie beëindigd en lag Peter Williams in coma, zijn gezicht ontspannen, zijn ademhaling langzaam maar regelmatig en zo te zien sterk genoeg om te herstellen.

Maar uit zijn hoofd was een deel van zijn hersens verdwenen. Hamlin had een gat gemaakt in de achterhoofdshersenkwab en in de kleine hersenen en was diep in het verlengde merg doorgedrongen.

De wond was nog steeds open.

'Moeten wij die voor u sluiten?' vroeg Garner.

'Ik wil helemaal niet dat hij gesloten wordt. Leg hem in het lab en houdt hem vierentwintig uur per dag in observatie.'

'Hij heeft geen vierentwintig uur meer te leven,' merkte iemand kalm op.

'Dat weten we morgen pas, nietwaar?' antwoordde Hamlin. 'Ik wil dat deze patiënt in observatie wordt gehouden. Als er ook maar een teken is van herstel - en ik denk dat jullie allemaal wel weten dat ik ongewoon herstel bedoel - dan wil ik dat ogenblikkelijk weten.'

'En als hij wakker wordt?' vroeg Louise Bowen.

Hamlin keek haar aan. Zijn gezicht stond uitdrukkingsloos maar zijn ogen glinsterden koud in de heldere verlichting van de operatiekamer. 'Als hij wakker wordt,' zei hij, 'dan reken ik erop dat jullie hem vragen hoe hij zich voelt. Eigenlijk,' voegde hij eraan toe, 'is het zeer interessant om te weten óf hij nog wat kan voelen.' Daarna vertrok George Hamlin, het aan zijn medewerkers overlatend om te doen wat noodzakelijk was voor het verder leven van Peter Williams.

Voor Hamlin zelf had Peter nooit als persoon bestaan.

Hij was niet meer dan een nummer. Nummer 0168. En als

onderzoeksobject had hij waarschijnlijk gefaald. Misschien zou hij met nummer 0263 betere resultaten boeken. Wat was zijn naam ook al weer? Hamlin moest even nadenken voor het hem te binnen schoot. Corliss. Dat was het: Randy Corliss.

Vanaf morgen zou hij hem heel goed in de gaten gaan houden.

Sally Montgomery bleef in de deuropening van de Speckled Hen even staan en vroeg zich af of ze niet beter meteen rechtsomkeert kon maken. Ze bekeek zichzelf in de enorme spiegel die de foyer van het restaurant domineerde en voelde zich gerustgesteld. Aan haar uiterlijk viel totaal niet te zien hoe zenuwachtig ze was. Op een buitenstaander zou ze precies de indruk maken die ze zelf het liefste had - die van een jonge, werkende vrouw. Ze droeg een rood pakje met marineblauwe accenten dat ze had uitgekozen omdat het de aandacht trok zodat de spanning in haar gezicht, die ze met een laag zorgvuldig aangebrachte make-up probeerde te camoufleren, wat minder in het oog zou lopen.

'Ik ben mevrouw Montgomery,' zei ze tegen de glimlachende gastvrouw. 'Ik heb een afspraak met mevrouw Ransom.'

'Natuurlijk,' antwoordde de gastvrouw. 'Wilt u me volgen?' Met Sally in haar kielzog begon de vrouw zich een pad door het volle restaurant te banen naar een klein tafeltje dat in een nis bij de keuken stond. Jan Ransom zat witte wijn te drinken en deed haar mond niet open voor de gastvrouw verdwenen was.

'Ik heb om deze tafel gevraagd omdat niemand ons hier kan afluisteren. Het heeft geen enkele zin onze geheimen fluisterend aan de wereld prijs te geven, vind je niet?'

Sally ontspande zich een beetje en was opgelucht toen een blik door het restaurant haar vertelde dat er niemand zat die ze kende. Er verscheen een ober en ze bestelde een glas wijn. Daarna richtte ze haar aandacht op Janelle Ransom.

'Je moet wel gedacht hebben dat ik gek was om je midden in de nacht op te bellen,' begon ze. Jan Ransom maakte een protesterend gebaar.

'Doe niet zo raar. Zo reageren we allemaal in het begin. Ik heb zelf ook een tijdje gedacht dat ik gek werd. Ik belde mensen op die ik nauwelijks kende om ze uit te leggen wat er met mijn dochtertje was gebeurd. Waarschijnlijk probeerde ik het eigenlijk aan mezelf uit te leggen.' Ze zweeg omdat de ober Sally's wijn kwam brengen. Toen hij weer weg was hief ze haar glas. 'Op ons,' zei ze. 'God weet hoe belangrijk het is dat mensen die hebben doorgemaakt wat ons is overkomen het voor elkaar opnemen.' De twee vrouwen namen een slok van hun drankje en bekeken de menukaart.

'Mag ik je iets vragen?' vroeg Jan toen de ober hun bestelling had

opgenomen. 'Waarom heb je juist mij opgebeld? Kwam dat door iets dat ik die avond gezegd heb?'

Sally knikte. 'Ik weet niet precies hoe ik beginnen moet...' Ze hield op en Jan glimlachte haar bemoedigend toe.

'Begin maar met wat je het eerst invalt en wees niet bang mijn gevoelens te kwetsen. Eén ding leer je heel snel als je een kind aan SIDS verliest; dat er momenten zijn waarop je alles wat je voelt eruit moet gooien, hoe verschrikkelijk die gevoelens ook zijn en dat je moet luisteren naar wat andere mensen tegen je zeggen, hoeveel pijn ze je soms ook doen.'

Sally haalde diep adem. 'Je zei die avond dat je geen baby wilde...'

'Tot op het moment waarop ze geboren werd,' onderbrak Jan haar. 'Toen ze eenmaal geboren was begon ik van haar te houden.' Er verscheen een dromerige blik in Jans ogen en ze glimlachte. 'Je had haar moeten zien, Sally. Ze was de mooiste baby die je ooit gezien hebt, zelfs direct na de geboorte al. Ze was totaal niet rimpelig. Ze was erg klein, maar ik durf te zweren dat ze lachend ter wereld kwam en nooit is opgehouden. Tot die dag...' Haar stem stierf weg en de glimlach verdween van haar gezicht. Toen ze weer iets zei lag er een harde, bittere klank in haar stem. 'Ik ben er nog steeds niet helemaal van overtuigd, weet je. Dat het niet kwam door iets dat ik gedaan heb, of juist heb nagelaten.'

'Ik ken dat,' fluisterde Sally. 'Daar ben ik ook als de dood voor. Ik... ik had ook niet op Julie gerekend. Zelfs mijn zoon kwam een paar jaar eerder dan we van plan waren. Grappig, hè? Sommige vrouwen willen dolgraag kinderen maar kunnen ze niet krijgen. En dan zijn er vrouwen zoals wij die hun uiterste best doen om niet zwanger te worden, maar toch een kind krijgen.'

'Had je de pil vergeten?' vroeg Jan.

Sally schudde haar hoofd. 'Daar ben ik allergisch voor. Ik had een spiraaltje.'

'Dat is toch ook veel romantischer. Het zit er gewoon en niemand hoeft tijdens het vrijen op te houden om iets aan te brengen. En je hoeft er ook niet over in te zitten of je je pil wel hebt ingenomen. Gewoon een klein dingetje in je lijf en je hoeft je nergens meer om te bekommeren. En dan ben je ineens in verwachting.'

'Had jij ook een spiraaltje?'

'Jazeker. Het leek me de beste oplossing. Weet je waarom? Vanwege mijn godsdienst. En nu moet je niet lachen. Ik had bedacht dat ik met het spiraaltje maar een keer zou zondigen en ik had het idee dat ik dat wel aankon. De pil zou iedere dag een zonde betekenen en zelfs al ga ik niet naar de kerk, toch zou ik iedere keer als ik hem innam me een beetje schuldig voelen. Daarom ben ik op een dag naar dokter Wiseman gegaan, heb me een spiraaltje laten aanmeten en ben daarna met een schuldgevoel naar huis gegaan dat ik binnen de kortste keren kwijt was.'

Sally fronste haar wenkbrauwen. 'Dokter Wiseman?' herhaalde ze. 'Arthur Wiseman?'

'Ken je hem?'

'Hij is mijn dokter.'

Jan Ransom liet een vreugdeloos lachje horen. 'Hoe groot zou die kans eigenlijk zijn? Twee vrouwen met dezelfde dokter, met een spiraaltje dat faalt, en daarna SIDS!'

Sally Montgomery kon er niet echt om lachen. Hoe groot was die kans eigenlijk? Ze begon berekeningen te maken, maar er waren te veel variabelen.

'...en je moet verder leven,' hoorde ze Jan zeggen.

'Je praat net als mijn moeder.'

'En de mijne. Hoor eens, Sally, het is moeilijk om wat er gebeurd is te accepteren. Niemand weet dat beter dan ik. Maar het is de enige mogelijkheid die je hebt. Er is niets dat Julie terug kan brengen en er gebeurt echt niet iets waardoor je je beter zult gaan voelen. Het enige dat je kunt doen is de wonden laten helen.'

'Maar dat kan ik niet,' zei Sally rustig. 'Ik kan niet net doen alsof er niets gebeurd is en gewoon verdergaan. Er is iets gebeurd en ik wil weten wat dat was.' Ze hield haar hand omhoog omdat Jan haar in de rede probeerde te vallen. 'En je hoeft niet tegen me te zeggen dat het SIDS was. Dat geloof ik niet. Daar klopt niets van.'

'Maar dat is het hem juist, Sally. Zie je dat dan niet? SIDS klopt ook van geen kant en is niet te begrijpen - dat is het ergste van alles.'

Sally bleef even zwijgend voor zich uitzitten staren en keek Jan Ransom toen aan. 'Denk je dat ik gek word?' vroeg ze uiteindelijk.

Jan kauwde even op haar onderlip en schudde toen haar hoofd. 'Nee. Niet gekker dan ik was in die eerste maanden. Doe maar precies wat je van plan was, Sally. Op den duur zal het allemaal goedkomen.' Daarna schonk ze haar een droevige glimlach. 'Weet je, ik hoopte dat ik je vandaag zou kunnen helpen - dat ik iets voor je zou kunnen doen. Maar dat is niet zo, hè? Het enige dat ik kan doen is je duidelijk maken dat ik begrijp wat je doormaakt. Maar je moet jezelf in je eentje zien te redden.' Ze hief haar glas.

'Ik wens je veel succes.'

Het leek merkwaardig stil in het ziekenhuis toen Sally door de groen geverfde gang naar Arthur Wisemans spreekkamer liep en haar hakken maakten een vreemd, hol weerkaatsend geluid op de betegelde vloer. Maar het is niet de kliniek die leeg is, bedacht ze toen ze de laatste bocht omging, het ligt aan mij. Ik weet niet precies wat ik hier doe, daarom lijkt het zo vreemd. Vreemd en angstaanjagend. Toen stapte ze het kantoor van dokter Wiseman binnen. Zijn assistente keek op en glimlachte aarzelend.

'Mevrouw Montgomery? Heeft u een afspraak voor vandaag?' Ze pakte haar boek.

'Nee,' stelde Sally haar gerust. 'Ik hoopte alleen maar dat ik dokter Wiseman even kon spreken. Zou dat mogelijk zijn?'

De assistente keek in het afspraken boek en knikte. 'Ik denk dat we u er wel tussen kunnen schuiven.' Ze grinnikte en gaf een samenzweerderige glimlach. 'Eerlijk gezegd is dat nogal makkelijk. Een uur geleden is er een afspraak afgezegd en de dokter rekent erop dat hij een uurtje vrij heeft. Dat gaat nu dus gewoon niet door.' Ze stond op, klopte op de deur en liep de spreekkamer binnen. Even later kwam ze terug. 'Gaat u maar naar binnen, mevrouw Montgomery.'

Arthur Wiseman stond met uitgestoken hand en een hartelijke uitdrukking op zijn gezicht op haar te wachten. 'Sally! Wat een onverwacht genoegen!' Zijn glimlach smolt weg om plaats te maken voor een bezorgde blik. 'Er is toch niets aan de hand?'

'Dat weet ik niet,' zei Sally nadenkend terwijl ze op de stoel bij zijn bureau plaatsnam. 'Ik wilde een paar dingen met u bespreken. Ik heb met een paar mensen gepraat, waaronder Janelle Ransom.'

Wisemans wenkbrauwen gingen omhoog. 'Jan? Waar ben je die tegengekomen?'

'Steve en ik zijn naar een van de bijeenkomsten van de SIDS-stichting geweest.'

'Ik begrijp het. En Jan was daar ook.'

Sally knikte. 'We hebben vandaag samen geluncht en ik heb iets ontdekt waar ik me zorgen over maak. We hadden allebei een spiraaltje toen we zwanger werden.'

'En?' vroeg dokter Wiseman.

'Nou, het lijkt me wel heel toevallig dat we allebei een spiraaltje hadden, allebei toch zwanger raakten en allebei onze dochter aan SIDS verloren.'

Wiseman slaakte een diepe zucht en leunde achterover. Nu krijgen we het, dacht hij. Als een overlijden niet gemakkelijk te verklaren valt wordt er altijd een beroep op de dokter gedaan. 'Maar wat denk je dat er gebeurd is?'

'Dat weet ik niet,' moest Sally toegeven. 'Ik dacht alleen maar dat het spiraaltje misschien... nou ja...'

'De foetus heeft beschadigd?' vroeg Wiseman. Hij leunde naar voren en legde zijn armen gevouwen op het bureau. 'Sally, dat is absoluut onmogelijk. De enige manier waarop jij bevrucht kan zijn is dat het spiraaltje uit je lichaam was verdwenen. En dat gebeurt in twee van de tien gevallen, statistisch gezien. Dat heb ik je meteen in het begin verteld, als je je dat nog kunt herinneren. Buiten de pil, die jij niet kunt gebruiken, bestaat er geen enkele methode van anticonceptie die honderd procent zekerheid geeft. En bij een spiraaltje merk je het niet wanneer je lichaam het uitdrijft. Het is je jaren geleden overkomen en toen kreeg je Jason. Daarna is het acht jaar goed gegaan. Misschien kwam dat omdat we je een nieuw type gegeven hebben en het was niet verstandig van ons om een paar jaar geleden een derde soort te proberen. Maar ik vraag me af of dat echt wat heeft uitgemaakt. Je voelt het niet als het in je lichaam zit en je voelt het ook niet als het verdwenen is. Maar het heeft absoluut de vrucht niet beschadigd, dat verzeker ik je. De overeenkomsten tussen jou en Jan Ransom berusten op puur toeval. En zo uitzonderlijk is die overeenkomst niet, behalve dat jullie allebei je baby aan SIDS verloren hebben.'

'Vindt u niet dat dat genoeg is om me aan het denken te zetten?' vroeg Sally.

'Natuurlijk zet dat je aan het denken,' zei Wiseman, die weer ontspannen achteroverleunde. 'En natuurlijk vind ik het begrijpelijk dat je naar me toe gekomen bent. Maar ik weet niet wat ik voor je kan doen.'

Sally's ogen bewogen zich naar het beeldscherm op Wisemans bureau. Het was, wist ze, aangesloten op de computer die de hele stad ten dienst stond. 'Misschien kunt u me Julies gegevens laten zien,' opperde ze.

Wiseman aarzelde en probeerde een geldig excuus te bedenken om Sally's verzoek af te wijzen. Hij vond er geen. 'Goed,' gaf hij uiteindelijk toe. 'Maar omdat ze Mark Malone's patiënte was, wil ik dat hij erbij is.' Hij nam de telefoon op, voerde een kort gesprek en legde weer neer.

'Denk je echt dat we in Julies gegevens iets zullen vinden?' vroeg hij tijdens het wachten.

'Ik weet het niet,' antwoordde Sally naar waarheid. 'Bovendien weet ik niet zeker of ik eruit wijs zal kunnen worden.'

'Daar kan ik je bij helpen,' stelde Wiseman haar gerust. Even later ging de deur van de spreekkamer open en kwam de kinderarts binnen. Hij begroette Sally en wierp daarna een vragende blik op Wiseman, die hem uitlegde wat Sally wilde.

'Dat lijkt me een goed idee,' zei Malone, die snel bij zichzelf was nagegaan wat hij zich van Julies gegevens herinnerde. Voor zover hij zich kon herinneren zat daar niets tussen dat Sally van streek kon maken. Hij zette de computer terminal aan en typte snel een paar instructies in. Daarna glimlachte hij Sally bemoedigend toe. 'Komt u hier maar staan.'

Sally liep om het bureau en ging dicht bij Malone staan terwijl op het scherm de medische gegevens van haar dochter verschenen. Buiten de geboortedatum was er niet veel: de resultaten van het maandelijkse onderzoek dat Julie onderging, het laatste twee dagen voor ze stierf en die gaven, zoals Wiseman haar uitlegde, het beeld van een uitzonderlijk gezonde baby. Daarna volgde het bericht van haar overlijden en een kopie van de overlijdensakte.

'Ik weet niet eens waar ik naar zoek,' zei Sally terwijl ze het scherm afzocht.

'Je zoekt naar een aanwijzing dat er iets met haar niet in orde was,' zei Wiseman tegen haar. 'Maar volgens deze gegevens was er niets met Julie aan de hand, ook niet voor haar geboorte.' Hij keek naar Mark Malone en de jongere dokter bevestigde zijn woorden met een hoofdknik.

Sally drukte op een van de toetsen van het beeldscherm en het medische rapport begon omhoog te schuiven tot het scherm gevuld was met een serie letters en nummers die Sally totaal niets zeiden. 'Wat is dit allemaal?' vroeg ze.

Malone haalde onverschillig zijn schouders op. 'Onderzoeksresultaten. Analyses van bloed, weefsel, urine. Doodnormale routine-onderzoekjes.'

'Ik begrijp het,' mompelde Sally. Daarna fronste ze haar wenkbrauwen. Terwijl de data op het scherm omhoog bleven schuiven verscheen er rechts onder in de hoek plotseling een nummer. Sally haalde haar vinger van de toets. 'Wat is dat?'

Wiseman keek naar het nummer, haalde even zijn wenkbrauwen op en wierp een blik op Malone. 'Weet jij wat dat is?'

'Een codenummer,' antwoordde Malone. 'Het verwijst naar een onderzoek dat door een groep in Boston uitgevoerd wordt, de Children's Health Institute for Latent Diseases.'

'En Julie was daarbij betrokken?' vroeg Sally. 'Waarom?'

Malone haalde zijn schouders op. 'Dat weet ik niet. En ik vraag me af of ze het zelf wel weten.'

'Ik begrijp er niets van.' Sally ging terug naar haar stoel en keek de twee artsen aan. 'Deze groep...'

'... heet CHILD,' zei Malone.

'CHILD bestudeert kinderen maar weet niet waarom?'

'Het is een door de computer gekozen steekproef,' begon Malone. Hij wilde aan Sally gaan uitleggen wat dat inhield maar ze stak haar hand op. Ze wist heel goed hoe zo'n onderzoek werkte. Ten slotte had ze er zelf een aantal ontworpen.

Het kwam erop neer dat er een lijst willekeurige nummers gebruikt werd om een kleine groep te selecteren die representatief was voor een veel groter deel van de bevolking. Sally had een paar jaar geleden de gezondheidsdienst geholpen met het ontwerpen van een onderzoek onder de bevolking van Eastbury om na te gaan hoe vaak een bepaald soort griep voorkwam. Uiteindelijk hadden ze twee keuzes gehad: of de hele stad onderzoeken, of een computer gebruiken om iedereen in de stad een nummer toe te kennen waarna er een lijst van willekeurige nummers, ook gekozen met de computer, werd gebruikt om een doorsnee te krijgen die de hele groep nauwkeurig representeerde.

Sally wist dat het voor een leek moeilijk te volgen was maar ze wist ook dat het een statistisch correcte en absoluut betrouwbare methode was om een bevolkingsgroep op vrijwel alles te onderzoeken. En het mooiste was dat, naarmate de te onderzoeken groep groter werd, er een minder groot gedeelte voor de steekproef nodig was.

In Eastbury bij voorbeeld waren maar een paar honderd mensen nodig geweest om precies te bepalen hoe vaak de ziekte voorkwam.

'Ik weet hoe dit soort onderzoeken werken,' zei Sally. 'Maar wat onderzoeken ze?'

'Voor zover ik weet is het een vrij algemeen onderzoek,' antwoordde Malone. 'Waarschijnlijk tast hun computer voortdurend de gegevens in onze kleine computer af - en in een hoop andere computers als de onze -en hebben ze Julie eruit gepikt. Volgens mij waren ze van plan om haar de eerste eenentwintig jaar van haar leven te volgen.'

'En u heeft daar toestemming voor gegeven?' vroeg Sally. Ze was maar al te goed bekend met computers en wist hoe die zich in het privé-leven van mensen konden binnendringen. 'U liet ze doodgewoon van uw gegevens gebruik maken? Ik dacht dat medische gegevens vertrouwelijk waren.'

'Dat zijn ze ook,' zei Wiseman tegen haar toen Malone hem hulpeloos aankeek. 'Ik ben ervan overtuigd dat het instituut ons gegarandeerd heeft dat ze niet eens de namen van hun onderwerpen weten. Anders hadden we zeker geen toestemming gegeven.' Hij keek nog eens naar Julie Montgomery's gegevens en keek Sally glimlachend aan. 'Ze weten alleen maar van Julie dat kind nummer negen zes acht twee het slachtoffer is geworden van SIDS, plus haar medische gegevens. Ze kennen haar naam niet en die kan hen ook niets schelen. Dit soort onderzoeken gebeuren aan de lopende band, Sally, dat weet je heel goed. En je weet ook heel goed dat, als de computers hun keus gemaakt hebben, ze zo worden geprogrammeerd dat ze de namen van de mensen vergeten zodra ze er een nummer aan hebben gegeven.'

'En dat gelooft u?' vroeg Sally met een bittere klank in haar stem. 'Hoe denkt u dat ze op die manier hun onderwerpen kunnen blijven volgen? Als niemand weet wie er bij een nummer hoort? Mensen verhuizen wel eens, ziet u. En iemand moet de gegevens ergens in een computer stoppen, samen met de nummers, zodat de computer van uw instituut ze daar weer uit kan halen. Mijn God, Julies nummer, waarvan u zelf zojuist beweerde dat het vertrouwelijk was, staat hier open en bloot bij haar medische gegevens!' Wiseman probeerde haar in de rede te vallen maar Sally ging verder met een woede die steeds groter leek te worden. 'U bent allebei arts en ik heb geen enkele reden om uw medische kennis in twijfel te trekken. Maar ik ben computerdeskundige. Ik heb geleerd om ze te gebruiken en weet wat ze doen kunnen. Weet u dat? Weet u hoe gemakkelijk het voor computers is om met elkaar te praten, om eikaars gegevens op te vragen? Iedereen in dit land kan alles te weten komen over onwillekeurig ieder ander als hij weet hoe hij een computer moet gebruiken en de toegangscodes te pakken krijgt. En als je goed genoeg bent met computers kun je ze zo programmeren dat ze je de codes geven die voor de geheimhouding horen te zorgen.' Sally was uit haar stoel gekomen en ijsbeerde door de kamer. 'Waarom wist ik niets van dit onderzoek af?' vroeg ze. 'Ik ben Julies moeder. Als iemand bezig was mijn kind te onderzoeken had ik er recht op om ingelicht te worden.'

'Sally...' begon Malone, maar ze negeerde hem.

'Misschien was er tóch iets met Julie aan de hand. Misschien wisten ze dat er iets met haar mis was!'

Nu kwam ook Wiseman overeind. 'Sally,' zei hij streng, 'ik wil dat je gaat zitten en naar me luistert.' Met een verontwaardigde blik in haar ogen staarde Sally hem aan en hij was even bang dat ze de spreekkamer uit zou rennen. Toen, terwijl hij en Malone naar haar stonden te kijken, drong ze haar woede terug en ging ze voor de zoveelste keer op de stoel bij het bureau zitten.

'Het spijt me,' zei ze. 'Het komt doordat ik het gevoel niet kan kwijtraken dat er iets met Julie gebeurd is - iets vreselijks.'

Wiseman keerde terug naar zijn stoel achter het bureau maar hield zijn ogen op Sally gericht en nam haar nauwkeurig op. Hij kon de sporen van spanning door haar make-up heen zien schemeren - de donkere kringen onder haar ogen, de ongezonde blos op haar wangen, de strakke lijn van haar mond.

'Sally,' begon hij en zijn bariton vulde de kamer met kalmerende klanken. 'Ik wil dat je iets heel goed begrijpt Er was niets mis met Julie. Helemaal niets.' Hij kon zien dat ze haar lichaam spande en zijn woorden verwierp. Hij wendde zich voor steun tot Malone.

'Dat klopt, mevrouw Montgomery,' beaamde de kinderarts. 'Er was helemaal niets met haar mis en er is niets in haar gegevens te vinden dat iemand op de gedachte kan brengen dat dat wel zo was.'

Nu pakte Wiseman de draad weer op. 'Wat CHILD betreft, dat is een zeer gewaardeerd instituut. Ze hebben de medische wereld met een heleboel kennis verrijkt, vooral op het gebied van kinderen. Om te denken dat er iets...' hij zocht naar het goeie woord en vond het uiteindelijk, '... iets bedreigends zit in het feit dat Julie bij een van hun onderzoeken betrokken was is domweg van iedere grond gespeend.' Dokter Wiseman liet zijn stem dalen en zelfs door haar woede heen voelde Sally dat hij haar als een kind behandelde. 'Ik zal het volgende doen,' vervolgde hij. 'Ik geef je hun adres en ik wil dat je naar hen toegaat om zelf uit te vinden waar het onderzoek over gaat, hoe ze Julie geselecteerd hebben en wat ze met de gegevens doen die ze verzamelen. Wat vind je daarvan?'

Sally glimlachte tegen Wiseman, maar het was een koele glimlach. 'Dokter Wiseman, dacht u echt dat ik dat niet zelf al van plan was?' Ze kwam uit haar stoel, pakte haar tas op en liep naar de deur. Daar draaide ze zich om om de twee artsen aan te kijken. 'Er is iets met mijn dochter gebeurd. Ik weet dat u allebei denkt dat ik een hysterische vrouw ben, en misschien heeft u gelijk. Maar ik zal erachter komen wat er met Julie gebeurd is. Heus, daar kom ik echt wel achter.'

Toen ze weg was zette Arthur Wiseman het beeldscherm uit en keerde zich tot Malone.

'Het spijt me,' zei hij. 'Het was niet mijn bedoeling dat dit zou gebeuren, maar in dit soort gevallen valt het vaak niet te vermijden.'

Malone glimlachte tegen de oudere man. 'Het geeft niet, Arthur. Het hoort nu eenmaal bij ons werk.'

Wiseman knikte en ging weer achter zijn bureau zitten. Hij pakte een medisch tijdschrift op, een duidelijk teken voor Malone dat hij alleen gelaten wilde worden. Maar toen hij alleen was bleef Arthur Wiseman in gedachten met Sally Montgomery bezig. De manier waarop zij op de dood van haar dochtertje reageerde week duidelijk af van wat hij als normaal beschouwde. Hij was ervan overtuigd dat Julies overlijden een obsessie voor Sally aan het worden was en dat daar iets aan moest gebeuren als er niet snel verandering in kwam.

Hij bleef een poosje over Sally zitten nadenken, haar toestand uit iedere hoek belichtend. Uiteindelijk pakte hij met een diepe zucht de telefoon op en begon een nummer te draaien.

Totaal verward liep Sally snel naar de uitgang van het ziekenhuis. Wisemans houding - zijn onuitstaanbare kalmte en neerbuigende woorden - maakte haar woedend. Ineens leek het haar toe dat de man een arrogantie bezat die ze nooit eerder had opgemerkt.

Of niet had willen opmerken?

Toen ze buiten kwam bleef ze even staan, haalde diep adem en liet de lentewind om zich heen waaien alsof de warme bries het benauwde gevoel kon verdrijven dat zich in Wisemans spreekkamer van haar meester had gemaakt. Ze kon nog steeds zijn stem in haar hoofd horen resoneren terwijl

hij doorkletste over 'het accepteren van de realiteit,' 'doorgaan met je eigen leven' en al die andere gemeenplaatsen die, zo besefte ze nu ineens, al minstens tien jaar over zijn lippen kwamen.

Ze besloot dat ze van nu af aan erg op haar hoede zou zijn als ze met dokter Wiseman praatte.

Sally Montgomery wierp een blik op het klokje op haar dashboard. Het was een paar minuten over drieën en de lagere school van Eastbury lag niet ver uit de buurt. Op Maple Street sloeg ze linksaf en parkeerde voor de school. Misschien zou ze Jason op weg naar huis op een ijsje trakteren. Ze bleef in de auto zitten wachten en moest nog steeds haar best doen om de woede te onderdrukken die ze aan het gesprek met de twee dokters had overgehouden.

En toch, toen ze goed nadacht besefte ze dat ze haar boosheid eigenlijk niet op hen moest richten. Het was die groep in Boston - CHILD - die zich bezighield met gluren. Sally was ervan overtuigd dat het niets anders was. Dat was het probleem van computer-technologie: het had het land veranderd in een natie vol gluurders. Overal waar je keek lag informatie opgeslagen op banden en schijven en stippen. Het meeste was van geen enkele waarde en werd vergeten zodra het verzameld was, maar alles werd ergens opgeslagen. En waarom? Sally was in de loop der jaren tot de conclusie gekomen dat dat verzamelen van al die data niets met onderzoek te maken had. Het was doodgewone nieuwsgierigheid en daarom had ze er altijd een beetje een hekel aan gehad.

Niet meer dan dat, want Sally wist bovendien heel goed dat ze deel uitmaakte van die gluurcultuur en hoewel ze vaak vraagtekens had geplaatst bij de manier waarop computers gebruikt werden, was ze altijd gefascineerd geweest door de technologie. Maar vandaag, besefte ze, had ze een koekje van eigen deeg gepresenteerd gekregen. Dat onvoorstelbare vermogen om het privé-leven van een individu binnen te dringen was tegen haar eigen kind gebruikt.

Ze begon te speculeren over hoe CHILD van plan was geweest om Julie eenentwintig jaar te volgen. Alleen via de gegevens van het ziekenhuis? Maar als Julie net zo gezond was opgegroeid als Jason? Dan zouden er geen gegevens via het ziekenhuis te krijgen zijn.

En toen schoot het haar te binnen.

Via de school.

Sally stapte uit haar auto op het moment dat de bel ging en de kinderen uit het gebouw begonnen te stromen. Ze vond Jason in de menigte, wuifde naar hem en wachtte hem op terwijl hij naar haar toe kwam rennen.

'Ik had zin om je op te halen en je op een ijsje te trakteren,' zei ze. Jasons

gezicht vertrok in een vrolijke grijns en hij stapte in de auto. Sally liep om de auto heen naar de bestuurderskant, maar veranderde van gedachten. 'Je moet even op me wachten,' zei ze tegen haar zoon. 'Ik moet met iemand praten.' Zonder op een antwoord van Jason te wachten liep ze vastberaden op de school af.

'Juffrouw Oliphant?'

De verpleegster keek op en probeerde het gezicht thuis te brengen. Geen onderwijzeres, dus een van de moeders. Ze toverde haar vriendelijkste glimlach te voorschijn en stond op. 'Dat klopt'

'Ik ben Sally Montgomery. Jason Montgomery's moeder.'

'Dat verklaart waarom ik u niet kon thuisbrengen,' antwoordde Annie Oliphant. 'Ik ken alleen de moeders van de zieke kinderen.' Toen verdween de glimlach van haar lippen omdat ze zich herinnerde wat er met Jasons zusje was gebeurd. 'O, mevrouw Montgomery, wat spijt me dat. Wat dom van me om zoiets te zeggen. Ik kan u niet vertellen hoe erg we het allemaal vonden toen we dat van uw baby hoorden.'

'U weet wat er met Julie gebeurd is?' vroeg Sally, opgelucht dat ze in ieder geval Julies dood niet aan de verpleegster zou hoeven uitleggen.

'De hele stad weet het. Ik wou dat er iets was dat ik voor u kon doen. Ik vroeg me af of ik er misschien met Jason over zou moeten praten maar besloot toen dat ik me dan alleen maar met zaken zou bemoeien die me niet aangaan. Toch heb ik hem een beetje extra in de gaten gehouden. Hij schijnt zich er erg goed doorheen te slaan. Maar hij is natuurlijk ook een opmerkelijke jongen, vindt u niet?'

Sally knikte afwezig en vroeg zich af hoe ze het onderwerp dat ze met de verpleegster wilde bepraten het beste kon aansnijden. 'Hij zit in de auto op me te wachten,' zei ze ten slotte. 'En omdat ik hier toch was wilde ik u een vraag stellen.'

'Gaat uw gang,' zei Annie, die weer was gaan zitten.

'Misschien is het een domme vraag,' vervolgde Sally. 'Het gaat om een organisatie in Boston die kinderen bestudeert...'

'Bedoelt u CHILD?' onderbrak Annie haar, terwijl ze haar wenkbrauwen verbaasd optrok.

'Dus u kent die organisatie?'

'Natuurlijk. Ze onderzoeken sommige leerlingen van onze school.'

'Onderzoeken ze hen? Hoe?' Maar zodra ze de woorden gesproken had beantwoordde ze haar eigen vraag. 'Via de computer, is het niet?'

'Dat klopt. Om de paar maanden vragen ze om de laatste gegevens. Het is een onderzoek waarbij ze kinderen volgen tot ze een bepaalde leeftijd bereikt hebben...'

'Eenentwintig,' onderbrak Sally haar.

'O, u kent het onderzoek. Toen ik er pas geleden met mevrouw Corliss over sprak was het een volledige verrassing voor haar. Ik had altijd aangenomen dat de ouders van de kinderen van het onderzoek afwisten, maar mevrouw Corliss wist niet eens dat zoiets bestond.' Toen betrok haar gezicht 'Wat erg dat Randy weggelopen is, vindt u niet?'

Sally's hoofd tolde terwijl ze probeerde te begrijpen wat de verpleegster haar zojuist verteld had. Ze ging Langzaam op de stoel bij het bureau van Annie Oliphant zitten en raakte de vrouw bij haar arm aan.

'Juffrouw Oliphant...'

'Zeg maar Annie.'

'Dank je, Annie. Ik heb vandaag pas ontdekt dat dat onderzoek gaande is.' Ze vertelde de verpleegster wat er die middag gebeurd was en hoe ze op het idee gekomen was om haar de vraag te stellen waarmee ze het gesprek begonnen was. 'Maar jij zei net iets dat klonk alsof ik al lang had moeten weten dat dat onderzoek bestaat.'

Annie Oliphant fronste haar wenkbrauwen. 'Maar dat dacht ik ook,' zei ze. 'Jason is er ook bij betrokken. Jason, Randy Corliss en twee jongere jongens.'

'Ik begrijp het,' fluisterde Sally. Plotseling voelde ze zich verdoofd. Wat was er gaande? En wat zei Annie daarnet over Randy Corliss?

'Hij schijnt weggelopen te zijn,' antwoordde de verpleegster toen Sally haar vraag hardop herhaalde. 'Maar zijn moeder denkt dat hij ontvoerd is.' Ze schudde vol medegevoel haar hoofd. 'Volgens mij kan ze het idee dat haar eigen kind is weggelopen niet accepteren en probeert ze een andere reden voor zijn afwezigheid te verzinnen. Een reden die de uiteindelijke verantwoordelijkheid niet bij haar legt.'

'Dat kan best,' mompelde Sally terwijl ze opstond. Haar hoofd tolde nog steeds maar in ieder geval wist ze nu wat haar volgende stap zou zijn. 'Bedankt voor dit gesprek, Annie. Je hebt me erg geholpen.' Toen viel haar blik op het dossier met Jasons medische gegevens. 'Kan ik daar een kopie van krijgen?'

Annie aarzelde. Ze had de regels al overtreden door Lucy Corliss een kopie van Randy's dossier te geven en ze voelde er eigenlijk niet veel voor om dat nog eens te doen. Maar de omstandigheden waarin beide moeders verkeerden vertoonden voor haar gevoel vrij veel overeenkomst. Ze besloot Sally ter wille te zijn en verdween een paar minuten uit het kantoortje. Even later kwam ze terug en overhandigde Sally een stapeltje fotokopieën. 'Ik zie niet in hoe dit je kan helpen, maar ik zal blij zijn als het zo is,' zei ze. Ze liep met Sally mee naar de voordeur en bleef haar na staan kijken tot ze, na haastig het bordes te zijn afgelopen, in haar auto stapte. Daarna ging ze terug naar haar kantoor en staarde even naar de dossierkast. Ze begon op te ruimen maar terwijl ze daarmee bezig was dwaalden haar gedachten voortdurend af naar CHILD en het onderzoek. Hoeveel informatie hadden ze? En wat deden ze ermee? Ze besefte dat ze daar niet het flauwste benul van had. Het enige dat ze wist was dat er in het hele land langzaam maar zeker databanken werden opgebouwd met gegevens over iedereen. Welke gevolgen had dat?

Dat er niemand meer zomaar zou kunnen verdwijnen, bij voorbeeld. Wie je ook was of waar je ook heenging, iemand die dat echt wilde zou je altijd kunnen vinden. Ze hoefden het alleen maar aan de computers te vragen.

Annie vroeg zich af of dat iets was om blij mee te zijn.

Soms hadden mensen er behoefte aan om zich schuil te houden en dat moest ook kunnen.

Het kwam voor de eerste keer in haar leven in Annie Oliphant op dat het een erg angstaanjagend idee was dat computers mensen in de gaten konden houden.

Als er een computer was die negenjarige jongetjes in hun ontwikkeling volgde, was er dan misschien ook ergens zo'n ding dat haar in de gaten hield?

Terwijl Jason Montgomery in het kleine achtertuintje speelde, zaten Sally en Lucy in Lucy's keuken te praten en koffie te drinken. De eerste ogenblikken waren moeilijk geweest omdat beide vrouwen zich probeerden te verontschuldigen voor het feit dat ze niet eerder van hun medeleven blijk hadden gegeven, maar toch begrepen ze beiden heel goed hoeveel verdriet de ander moest hebben.

Het afgelopen half uur hadden ze het over het onderzoek gehad waarbij hun kinderen betrokken waren.

'Maar wat doen ze precies?' vroeg Sally voor de zoveelste keer. 'Wat willen ze weten?'

Lucy haalde hulpeloos haar schouders op. 'Ik wou dat ik het wist, Sally. Misschien weet ik volgende week meer. Ik heb een afspraak voor maandag en ik ga daar niet weg voor ik weet wat dat onderzoek inhoudt.'

'Denk je echt dat het iets met Randy's verdwijning te maken heeft?'

Lucy zuchtte. 'Ik weet helemaal niets meer. Maar het is het enige vreemde dat ik tot nu toe ben tegengekomen. Buitengewoon gezonde jongens. Ze bestuderen buitengewoon gezonde jongens; maar hoe weten ze van een baby dat hij zo uitzonderlijk gezond zal worden? Ik kan er geen touw aan vastknopen.'

'Misschien is het toch mogelijk,' zei Sally nadenkend. 'Misschien zijn ze met een heel grote groep begonnen en selecteren ze net zo lang tot ze de jongens overhouden met de eigenschappen waarin ze geïnteresseerd zijn. En misschien wordt dat pas duidelijk als de kinderen van Randy's en Jasons leeftijd zijn.'

'En misschien vallen Pasen en Pinksteren ooit wel eens op dezelfde dag,' zei Lucy schamper. 'Denk toch eens na, Sally. Volgens Annie Oliphant zijn er maar vier kinderen op school betrokken bij het onderzoek en Randy is de oudste. Als jouw idee klopt moeten er een hoop kinderen gevolgd worden, in ieder geval op de kleuterschool en in de eerste twee klassen. Maar het zijn er slechts vier. Dus moet er iets bijzonders met die vier aan de hand zijn en het Children Health Institute for Latent Diseases moet weten wat dat is.'

'En Julie dan?' vroeg Sally met bevende stem. 'Was er met haar dan ook iets bijzonders aan de hand?'

Lucy stak haar hand over de tafel en drukte die van Sally. 'O, Sally, het spijt me. Ik probeer alleen maar te bedenken wat er aan de hand kan zijn. En... en mogelijk was er iets met Julie dat niemand weet.'

'En misschien ook niet,' antwoordde Sally. Ze stond op en begon zich klaar te maken om te vertrekken. 'Misschien zijn we allebei een beetje getikt,

Lucy. Misschien kan ik maar beter naar huis gaan en doen wat iedereen van me verwacht - Julie vergeten en verder gaan met mijn eigen leven.'

'En Jason dan?' zei Lucy uitdagend. 'Julie is dood, Randy wordt vermist en Jason maakt ook deel uit van dat onderzoek! Wat denk je daarvan?'

Sally's ogen schoten ineens vuur. 'Hoe bedoel je dat? Hoe zit dat met 41 die andere kinderen die deel uitmaken van het onderzoek, zul je bedoelen. Nou, blijkbaar is er niets met hen aan de hand, in ieder geval niet hier in Eastbury.' En toen ze de pijn in Lucy's ogen zag was het haar beurt om zich te verontschuldigen voor haar overhaaste woorden. 'Lucy, het spijt me. Ik dacht er niet over na - ik zei maar iets. Natuurlijk maak ik me zorgen om Jason. Vanaf het moment dat Julie stierf sta ik duizend angsten om hem uit. Ik ben vreselijk gespannen, ik kan niet werken en ik denk voortdurend dat ik gek aan het worden ben. Maar ik weet niet wat ik ertegen moet doen.'

'Doe dan gewoon niets,' zei Lucy. 'Helemaal niets. Wacht tot maandag. Dan ga ik naar Boston om met de mensen van dat instituut te praten. Daarna zien we wel wat we verder doen. Goed?'

Sally knikte zonder iets te zeggen. Een paar minuten later, toen ze met Jason naar huis reed, betrapte ze zich erop dat ze steeds naar hem zat te kijken.

Was er iets waardoor hij anders was dan andere kinderen?

Diep in haar hart hoopte ze dat dat niet zo was. Het enige wat ze op dat moment voor haar zoontje wilde was dat hij net zo was als alle andere jongetjes van zijn leeftijd.

In ieder geval leek hij niet anders dan andere jongens te zijn.

Maar was dat wel zo?

Voor Steve en Sally Montgomery leek de avond op een toneelstuk waarin ze allebei net probeerden te doen alsof er niets tussen hen of in hun huis aan de hand was.

En toch leek het of zelfs het huis zelf zich nog niet hersteld had van het verlies van zijn jongste bewoner. Er hing een leegte in de kamers waarvan zowel Sally als Steve zich pijnlijk bewust waren.

Steve probeerde de leegte met drie martini's te vullen maar op het moment dat hij ze dronk wist hij al dat het zinloos was. In plaats van het behaaglijke gevoel, dat zich normaal gesproken na de tweede martini van hem meester maakte, werd hij nu steeds neerslachtiger. Terwijl hij zijn derde drankje inschonk, met zijn rug naar zijn vrouw gekeerd, hoorde hij zichzelf spreken.

'Maak je vanavond geen eten klaar?' Er lag een scherpe klank in zijn stem en zodra de woorden aan zijn mond ontsnapt waren wilde hij dat hij ze weer in kon trekken. Hij draaide zich met een verontschuldiging op zijn lippen om om Sally aan te kijken, maar het kwaad was al geschied.

'Waarom doe je het zelf niet, als je zo'n haast hebt?'

Jason, die languit op de vloer televisie lag te kijken, voelde de spanning in de kamer en keek naar zijn ouders op. 'Waarom gaan we niet uit eten?' stelde hij voor.

'Omdat het geld me niet op mijn rug groeit,' snauwde Steve. Toen hij zag dat zijn zoons lip begon te trillen zette hij zijn glas weg, knielde neer en woelde door Jasons haar. 'Het spijt me, kerel. Volgens mij zijn je moeder en ik gewoon een beetje prikkelbaar.'

Jason bewoog zich onbehaaglijk. 'Het geeft niet,' mompelde hij. Even later glipte hij de kamer uit en Sally hoorde hem naar boven gaan. Toen het geluid van zijn voetstappen verdwenen was wendde ze zich tot Steve.

'Ze houden hem ook in de gaten, weet je,' zei ze. 'Niet alleen Julie, maar hem ook.'

'O, Jezus,' kreunde Steve. Hij had Sally's verhaal over de gebeurtenissen van die dag al eerder moeten aanhoren. Voor zover hij het bekijken kon stelde het allemaal niets voor. Toeval, niets meer of minder dan dat. Waarom hield ze er niet over op? 'In Godsnaam, liefje, moet je daar nu weer over beginnen?' vroeg hij maar hij had onmiddellijk al weer spijt van zijn eigen woorden.

Zo ging het sinds de begrafenis voortdurend. Het was alsof hij door de begrafenis van Julie uit balans was geraakt, alsof de symmetrie van zijn leven was verstoord en alsof al de vreugde die hij vroeger in zijn leven had gekend was weggevloeid. Hij had het gevoel alsof er een vreemde in zijn lichaam zat, een boze, verdrietige onbekende die niet wist om te gaan met de net zo vreemde mensen om hem heen. Hij wist dat er slechts één oplossing mogelijk was; Julie vergeten, vergeten dat ze ooit bestaan had en op de een of andere manier teruggaan naar de tijd voor ze verwekt was, toen alleen Sally en Jason en hijzelf hadden bestaan. Als hem dat lukte - als hén dat lukte - zou alles weer in orde zijn. Dan zouden ze als gezin weer een eenheid vormen.

Maar iedere dag, ieder uur gebeurde er iets of werd er iets gezegd dat hem aan zijn kleine meisje herinnerde. Dan sprongen de wonden open en voelde hij weer niets dan pijn.

En dan begon hij uit te varen.

Tegen Sally, tegen Jason, tegen alles en iedereen die zich in zijn buurt bevond. Het ergste was dat hij, hoewel hij zich realiseerde wat er gebeurde, niets kon doen om het tegen te houden en hij kon zichzelf er ook niet toe brengen het aan Sally uit te leggen.

Hij wist niet meer wat hij met haar moest beginnen. Hij had gedacht dat de tijd haar wonden zou helen, zoals hij hoopte dat dat bij hem zou gebeuren. Maar aan het eind van deze middag had hij dat telefoontje van dokter Wiseman gekregen.

Wiseman maakte zich zorgen over Sally. In het gesprek had hij een aantal woorden en uitdrukkingen gebruikt die Steve maar half begreep.

'Obsessief gedrag.'

'Paranoïde tendensen.'

'Dwangneurose.'

Het kwam erop neer, begreep Steve, dat, terwijl hij probeerde te vergeten wat er gebeurd was, zijn vrouw dat ten enenmale weigerde. In plaats daarvan greep ze zich vast aan strohalmen en zag ze allerlei niet bestaande samenzweringen. Als dat zo doorging zou ze volgens Wiseman ernstige geestelijke problemen kunnen krijgen.

De avondmaaltijd was, toen het eten eindelijk op tafel stond, een afschuwelijke gebeurtenis, met Steve aan het ene en Sally aan het andere eind van de tafel en Jason daar tussenin. Het enige dat hij begreep was dat er iets ernstig mis was - iets dat met de dood van zijn zusje te maken had - en dat zijn ouders niet meer van elkaar leken te houden. Hij at zo snel hij kon, verontschuldigde zich daarna en verdween naar zijn kamer. Toen hij weg was vouwde Steve zorgvuldig zijn servet op en legde het naast zijn bord.

'Ik vind dat we moeten praten,' zei hij.

Sally, haar lippen nog altijd tot een dunne lijn samengetrokken vanwege hetgeen er voor het eten gebeurd was, keek hem nijdig aan. 'Was je van plan om je verontschuldigingen aan te bieden voor de manier waarop je Jason en mij behandeld hebt?'

'Ja, dat was ik van plan,' antwoordde Steve. Hij zweeg en probeerde te bedenken hoe hij verder moest gaan. Uiteindelijk, toen de stilte onbehaaglijk begon te worden, dwong hij zichzelf iets te zeggen. 'Hoor eens, Sally, ik weet dat we allebei vreselijk gespannen zijn en ik weet dat we hier allebei op onze eigen manier uit moeten zien te komen, maar ik maak me zorgen over je. Dokter Wiseman heeft me vandaag gebeld...'

'O ja?' onderbrak Sally hem. Er klonk een kilte in haar stem die Steve nog nooit eerder gehoord had. 'Dat verbaast me eigenlijk niets,' zei ze. 'Heeft hij je verteld dat hij denkt dat ik hysterisch ben? Dat denkt hij namelijk, weet je.'

'Sally.' Steve deed zijn best om zijn stem zo kalmerend mogelijk te laten klinken. 'Dat heeft hij helemaal niet gezegd. Hij maakt zich zorgen over jou en dat doe ik ook. We kunnen zo niet doorgaan. We gaan eraan kapot. We zeggen nauwelijks iets tegen elkaar en als we het doen is dat niet plezierig. En Jason dan? We doen hem ook pijn.'

Zijn woorden troffen Sally pijnlijk omdat ze wist dat ze waar waren. Toch kon ze Julie en wat er met haar gebeurd kon zijn geen moment uit haar hoofd zetten. Ze moest weten wat dat was, moest weten dat wat er met Julie gebeurd was niet haar schuld was. Hoe kon ze ooit verder leven als ze daar niet achter kwam, en een goede moeder voor Jason zijn? Hoe kon ze ooit een moment rust vinden als in haar achterhoofd de gedachte speelde dat ze misschien iets had gedaan wat haar eigen baby het leven had gekost? Toch mocht ze niet vergeten dat Jason en Steve er nog steeds waren en dat ze vreselijk veel van hen hield. Ze moest in ieder geval vanavond haar problemen uit haar hoofd zien te zetten en aandacht aan haar gezin besteden.

'Je hebt gelijk,' zei ze hardop. 'Steve, het spijt me.' Ze leunde achterover en begon met haar vork te spelen. 'Wat klinkt dat slap, vind je niet? Ons hele leven stort in elkaar en het enige dat ik weet uit te brengen is "het spijt me". Wat hebben we daar in vredesnaam aan?' Zonder op antwoord te wachten stond ze op en begon naar de trap te lopen. 'Ik ga proberen om het met Jason in orde te maken. Wil jij afruimen?'

'Natuurlijk.' Terwijl zijn vrouw de eetkamer uitliep begon Steve af te ruimen. Het was in ieder geval een begin, dacht hij.

Toen ze langs de deur van het kamertje liep dat van Julie was geweest, moest Sally zich dwingen om hem niet open te doen en even naar binnen te kijken, omdat ze wist dat het geen zin had, dat echt niet plotseling zou blijken dat het allemaal een nachtmerrie was geweest en dat Julie rustig in haar wiegje zou liggen, zacht en regelmatig ademend en geluidjes makend in haar slaap. Ze liep vastberaden door naar Jasons kamer. De deur stond op een kier.

Er klonk geen geluid van binnen en Sally voelde ineens een onzinnige paniek in zich opkomen. Ze vermande zich en duwde de deur open.

Jason zat aan zijn werktafel met de inhoud van zijn scheikundedoos voor zich uitgestald, terwijl hij met een uiterst geconcentreerd gezicht een vloeistof uit een plastic flesje voorzichtig in een reageerbuisje goot.

'Hallo!' zei Sally. 'Mag ik binnenkomen?'

Verschrikt schoot Jasons hoofd omhoog en het plastic flesje glipte uit zijn handen. Hij graaide ernaar en greep het nog net voor de inhoud zich over zijn schoot kon verspreiden. Er gulpte wat vloeistof over zijn hand en hij schreeuwde het uit van de pijn.

Sally's ogen sperden zich open van angst toen haar zoon opstond en ze zijn hand zag. Die was vuurrood. Op dat moment kwam ze bij haar positieven en rende de kamer in om de doodsbange jongen op te tillen en naar de badkamer te dragen.

'Wat is het?' vroeg ze terwijl ze de kraan wijd opendraaide en Jasons hand onder de straal hield.

'Een zuur,' stamelde Jason. 'Zoutzuur. Ik wilde het ver...'

'Het doet er niet toe wat je ermee wilde doen,' zei ze. 'We moeten het afspoelen.'

Door het stromende water kon ze de blaren op zijn hand zien. Op zijn vingers was het zuur al tot in zijn vlees ingebrand.

'Je weet toch dat je niet met iets gevaarlijks mag spelen,' zei ze. 'Hoe kom je aan dat zoutzuur?'

'Gekocht,' zei Jason kalm. Het koude water had de pijn in zijn hand verminderd en de blik waarmee hij er nu naar keek verried eerder nieuwsgierigheid dan angst. 'Ik was het aan het verdunnen. Waarom moest je ook zo binnenkomen?'

'Ik kwam kijken wat je aan het doen was en dat was blijkbaar hard nodig.' Sally draaide de kraan dicht en bekeek de hand. De verbranding leek nu minder erg dan toen het water erover stroomde. Er waren blaren, maar de huid bleek toch niet echt beschadigd te zijn. Toch infecteerden brandwonden betrekkelijk snel. 'Kom, dan laten we deze hand aan je vader zien.'

Steve was echter al op weg naar boven. 'Wat is er aan de hand? Heeft een van jullie gegild?'

'Je zoon,' zei Sally, terugvallend in dat rare, defensieve patroon waarbij het zich misdragende kind alleen aan de andere ouder wordt toegeschreven. 'Hij was met zoutzuur aan het spelen en heeft wat op zijn hand gemorst.'

'Het was mama's schuld,' vulde Jason aan. 'Als zij me niet aan het schrikken had gemaakt...'

'Dat doet er verder niet toe,' viel Sally hem in de rede. 'Steve, kijk er eens naar. Ik heb hem onder de koude kraan gehouden maar er zitten vreselijke blaren op. Ik dacht eerst dat de huid helemaal was weggebrand. Misschien moeten we met hem naar het ziekenhuis...'

Maar Steve had de gewonde hand al bekeken.

Er waren geen blaren.

Het enige dat hij zag was een lichte roodheid die al bezig was weg te trekken. Waarschijnlijk was die roodheid een reactie op het koude water. Hij keek Jason met een bemoedigende grijns aan. 'Doet het pijn?'

Jason schudde zijn hoofd.

'Helemaal niet?'

Jason schudde opnieuw zijn hoofd. 'In het begin prikte het een beetje maar dat hield op toen mama mijn hand onder de kraan hield.'

Steve wendde zich tot Sally, die naar haar zoons hand stond te staren. 'Wil je echt hiermee naar het ziekenhuis? Sally, er is niets mis met zijn hand.'

Maar er zaten blaren op, dacht Sally. Ik weet het zeker. Nog geen twee minuten geleden zag het er afschuwelijk uit.

Was dat wel zo? Of had ze overdreven gereageerd op de hele situatie? Hadden haar ogen en haar emoties haar bedrogen?

Ze voelde dat Steve naar haar stond te kijken en toen ze zijn blik beantwoordde kon ze zijn gedachten net zo helder lezen als wanneer hij ze had uitgesproken.

Ben je gek geworden? leek hij te vragen. Is dat wat er gebeurd is? Dat je gek bent geworden?

Toen ze zich omkeerde en naar haar slaapkamer liep besefte ze dat ze niet zou weten wat ze moest antwoorden als Steve haar de vraag hardop had gesteld.

Lucy Corliss stopte voor het gebouw waarin haar ex-man woonde en liet de motor nog even doorlopen voor ze hem afzette en uit haar auto stapte.

Ze liep het bordes voor het gebouw op en drukte op de bel naast Jims naambordje.

Het appartement bevond zich op de tweede verdieping in een hoek van het gebouw en Jim stond vol spanning bij de deur op haar te wachten.

'Is er iets gebeurd? Heb je iets gehoord?'

'Nee, niet echt,' zei Lucy onzeker terwijl ze de woonkamer binnenliep. Even voorbij de drempel bleef ze staan en keek om zich heen. 'Allemachtig,' mompelde ze. Het was een kleine kamer, maar één wand werd in beslag genomen door een open haard waaromheen een tweezitsbank en twee leunstoelen stonden gegroepeerd die bekleed waren met dezelfde roestbruine stof die ze bijna voor haar eigen, vrijwel identieke meubilair had uitgekozen. Tussen de stoelen en de bank stond een salontafel van glas en brons, met daarop een beeld dat Lucy nog nooit eerder gezien had. Het was een in brons uitgevoerde gestalte, duidelijk oosters, met een been omhooggeheven en de armen boven het hoofd gestrekt.

'Het is een Thaise danser,' legde Jim uit. 'Ik kon het me eigenlijk niet veroorloven maar ik bedacht dat ik best twee jaar buiten de kroeg kon en heb het toen maar gekocht.'

'Het is prachtig,' fluisterde Lucy, die dichter naar het beeld toeliep en in een van de leunstoelen ging zitten.

'En je had nooit gedacht dat ik aan zoiets geld zou uitgeven?' vroeg Jim op een speelse, half plagerige toon. 'Ik ben bang dat ik aan de interieuradviezen van Playboy de brui heb gegeven op het moment dat ik het glibberige pad van de volwassenheid insloeg.' Hij ging tegenover haar op de bank zitten en keek haar met een ernstig gezicht aan. 'Maar er is wél iets gebeurd, is het niet?'

Lucy knikte en vertelde hem dat ze die middag bezoek van Sally Montgomery had gehad.

'Ben je daarom naar me toegekomen?' vroeg Jim toen ze verteld had waarover ze hadden gesproken. 'Om te kijken of ik er iets uit op kan maken?'

'Nee,' antwoordde Lucy. 'Dat wilde ik laten rusten tot ik er maandag ben geweest. Op het ogenblik kan ik niet veel doen. Ik heb het idee dat we allebei gedaan hebben wat mogelijk was en...' Haar stem brak en ze liet zichzelf in de zachte kussens van de stoel wegzakken. 'Ik denk dat ik een beetje aan het einde van mijn Latijn ben, Jim. En ik was hier bijna niet heengegaan. Maar ik voelde me eenzaam, ben een beetje rond gaan rijden en plotseling was jij de enige aan wie ik behoefte voelde om mee te praten.' Ze keek hem doordringend aan om te laten merken dat hij dat niet verkeerd op moest vatten. 'Ik bedoel dat we op het ogenblik een hoop met elkaar gemeen hebben, ondanks de verschillen tussen ons.'

'Misschien zijn die verschillen niet zo groot meer,' opperde Jim. Voor Lucy daarop kon antwoorden was hij opgestaan. 'Wil je iets drinken?'

'Heb je gin?'

'Tanqueray.'

'Met wat tonic, graag.' Toen Jim in de keuken verdwenen was kwam Lucy uit haar stoel en begon in de kamer rond te kijken. In de boekenkast tegenover de open haard trof ze verschillende boeken aan die ze zelf de laatste jaren ook had gelezen, en een rij ingelijste foto's.

Ze waren hoofdzakelijk van Randy.

Er waren er een paar van haarzelf bij en die dateerden allemaal van voor hun scheiding. Er stond echter ook een recente tussen.

'Ik zie dat je mijn portrettengalerij hebt ontdekt,' merkte Jim op toen hij de kamer weer binnenkwam.

'Hoe kom je hieraan?' vroeg Lucy terwijl ze de foto oppakte. Hij was twee jaar geleden genomen.

Er verscheen een lichte blos op Jims wangen. 'Stiekem op de kop getikt, ben ik bang. Randy vertelde me dat je voor zijn oma een foto had laten maken en toen heb ik iedere fotostudio in de stad opgebeld tot ik de goede gevonden had.' Hij zweeg even. 'Het spijt me van je moeder. Ik heb haar altijd graag gemogen, hoewel ze nooit zo'n hoge dunk van mij heeft gehad.'

Lucy glimlachte tegen hem. 'Waarschijnlijk had ze haar mening herzien als ze je nu had gekend.'

Ze bleven even doodstil tegenover elkaar staan en Lucy kreeg het gevoel dat Jim haar wilde kussen. Toen, alsof hij de plotselinge onplezierige situatie aanvoelde, liep hij bij haar vandaan. 'Was je iets speciaals van plan met eten?'

'Daar heb ik nog niet over nagedacht,' moest Lucy bekennen. De hele dag al had ze tegen de eenzame avond in het lege huis opgezien. Toen Sally weg was had ze uiteindelijk de auto gepakt en twee uur doelloos rondgereden. Ze had proberen te bedenken naar wie ze toe kon gaan tot ze ineens tot de ontdekking kwam dat ze zich vlak bij Jims appartement bevond. 'Wilde je uit eten gaan?'

'Nou nee, dat niet,' antwoordde Jim terwijl zijn aanstekelijke grijns zich over zijn gezicht verspreidde. 'Ik moet nog steeds voor die Thaise danser betalen en bovendien rekening houden met de kosten van Randy's verdere schoolopleiding. Daarom heb ik leren koken. Durf je het aan? Mijn Stroganoff is uit de kunst.'

'Een prima idee,' zei Lucy. Het sprak haar ineens geweldig aan om een rustige avond met Jim door te brengen. Daarna zei ze: 'Jim? Toen je het net over Randy's opleiding had... bedoelde je toen dat je denkt dat we hem zullen vinden?'

Jim aarzelde even en dwong zichzelf vrolijk te blijven kijken. 'Ik weet het niet. Ik weet wat brigadier Bronski denkt, ik weet hoe de statistieken liggen en ik weet net zo min als jij wat we nu nog verder moeten doen. Dus ik denk dat we moeten accepteren dat hij verdwenen is. Maar diep in mijn hart geloof ik ook niet dat hij weggelopen is. Ik geloof in jou, Lucy, en als jij denkt dat iemand hem heeft meegenomen heeft iemand hem meegenomen. En als jij denkt dat we hem zullen vinden, vinden we hem ook. Dus lijkt het me beter dat ik voorlopig het geld voor zijn studie maar achter de hand houd, vind je niet?'

Lucy merkte dat de tranen in haar ogen sprongen maar ze deed geen enkele poging om ze weg te vegen. In plaats daarvan stak ze haar hand uit en raakte voorzichtig die van Jim aan.

'Dank je,' fluisterde ze.

Hun ogen ontmoetten elkaar; toen gaf Jim haar plotseling een knipoog. 'En maandag ga je naar CHILD om te vragen wat ze met onze zoon uitgehaald hebben, goed?'

Lucy knikte zwijgend.

De glas- en staalconstructie waarin het kantoor van CHILD gevestigd was rees als een grote, anonieme grafzerk uit het hart van de stad omhoog. De onpersoonlijke mensenmassa binnen zou er jaar na jaar aan het bureau gekluisterd zitten tot het moment was aangebroken om van het pensioen te gaan genieten, en zich nooit realiseren dat ze het grootste deel van hun leven in een geestelijke graftombe hadden doorgebracht. Toen Lucy Corliss op die ongewoon zwoele lentemorgen het karakterloze gebouw naderde wist ze eigenlijk al precies wat er binnen zou gebeuren.

Niets.

Ze was ervan overtuigd dat de mensen van CHILD een weerspiegeling zouden zijn van het gebouw waarin ze werkten - efficiënt, onpersoonlijk, vriendelijk, maar ten slotte ondoordringbaar. Toch moest ze het proberen.

De lift bracht haar snel en geruisloos naar de eenendertigste verdieping en toen de deuren opengleden zag Lucy een brede gang die zich in beide richtingen uitstrekte. Aan het eind van de gang was een indrukwekkende dubbele deur. Achter die deur bevonden zich de kantoren van CHILD. Lucy vermande zich en deed de deur open. Ze kwam in een met mahoniehout betimmerde ontvangstruimte met een kleine, lege zithoek en een bureau waarachter een koele blondine zat die uit hetzelfde hout gesneden leek te zijn als de presentatrices van de ochtend-talkshows. Lucy liep naar het bureau maar de receptioniste, die zacht in de telefoon zat te praten, hief haar hand op alsof ze aan wilde geven dat Lucy niet te dichtbij mocht komen. Even later hing ze de hoorn op en toverde een glimlach te voorschijn.

'Wat kan ik voor u doen?'

'Ik kom voor de heer Randolph. Paul Randolph.'

De receptioniste, die geen naamplaatje droeg en ook geen bordje met haar naam op het bureau had staan, keek bedenkelijk.

'Ik ben bang dat de heer Randolph het erg druk heeft.'

'Ik heb een afspraak,' zei Lucy vastberaden.

De receptioniste fronste haar wenkbrauwen. 'Met de heer Randolph?'

'Dat klopt,' zei Lucy, bij wie het gevoel van ontzag al snel begon plaats te maken voor irritatie. 'Ik ben Lucy Corliss. Als u me wilt vertellen waar ik zijn kantoor kan vinden...' Maar de receptioniste had de telefoon al opgepakt en voerde op gedempte toon een gesprek met iemand die in een

van de kantoren verborgen zat. Daarna keek ze Lucy met een stralende glimlach aan.

'Wilt u plaats nemen, mevrouw Corliss? Het kan even duren, maar ik wil graag een kopje koffie voor u halen om het wachten wat te bekorten.'

Maar Lucy wilde geen koffie. Ze wilde alleen maar zitten om van haar kleine overwinning op de koele blondine te kunnen genieten. De blondine negeerde haar echter volkomen.

Even later kwam er een veel oudere vrouw de ontvangstruimte binnenlopen en gaf Lucy een hand.

'Ik ben Eva Phillips, de secretaresse van Paul Randolph. Het spijt ons erg dat we u moesten laten wachten, maar u weet hoe dat gaat.'

Ze liep gezellig kletsend met Lucy door diverse kantoren tot ze in een groot hoekkantoor kwamen waar een enorm bureau in stond. Achter dat bureau zat een man die duidelijk Paul Randolph moest zijn.

Hij was ergens in de veertig, met een ongerimpeld gezicht dat op een bepaalde, vrij saaie manier knap was. Zijn rossige haar begon dunner te worden en het sprak in zijn voordeel dat hij geen enkele poging deed om dat te verbergen. Hij stond op om Lucy te begroeten en toen hij om het bureau liep bewoog hij met een soepelheid en gratie die Lucy altijd verbonden had met geld, particuliere scholen en zomers aan de Cape. Toen hij sprak bleek hij over een onberispelijk accent te beschikken.

'Mevrouw Corliss, prettig met u kennis te mogen maken. Wilt u niet gaan zitten?' Hij gebaarde naar een bank die dwars op zijn bureau stond en Lucy nam zonder erbij na te denken plaats op de plek waar Randolph haar wilde hebben. Hij nam zelf een stoel die duidelijk wat hoger was dan de bank en Lucy, die dit psychologische spel niet helemaal doorgrondde, merkte ineens dat ze licht in het nadeel was. Vanaf zijn iets hogere positie keek Paul Randolph vriendelijk glimlachend op haar neer. 'Wilt u koffie?'

'Nee, dank u,' antwoordde Lucy. Met een kort gebaar gaf hij aan Eva Phillips te kennen dat haar aanwezigheid niet verder op prijs werd gesteld en toen ze het kantoor verliet deed ze de deur geruisloos achter zich dicht.

'Wat kan ik voor u doen?' vroeg Randolph. 'Mag ik aannemen dat u geïnteresseerd bent geraakt in ons werk?'

Mijn God, dacht Lucy, hij denkt dat ik ze geld ga schenken. 'Dat klopt,' zei ze. 'Ik ben er namelijk een paar dagen geleden achtergekomen dat uw mensen mijn zoontje bestuderen.'

De glimlach op Randolph's gezicht veranderde geen moment maar er kwam iets in zijn ogen dat Lucy onmiddellijk deed beseffen dat hij ineens op zijn hoede was. Toen hij weer sprak klonk zijn stem echter nog even vriendelijk en gepolijst als daarvoor.

'Ik begrijp het. Natuurlijk bestuderen we hier duizenden kinderen. En ik moet bekennen,' voegde hij er met iets van een lach in zijn stem aan toe, 'dat dit de eerste keer is dat een van de ouders van die kinderen mij komt opzoeken.'

'Meneer Randolph, mijn zoon is ontvoerd.'

De glimlach verdween eindelijk van zijn gezicht. 'Pardon, mevrouw Corliss?'

'Ik zei dat mijn zoon ontvoerd is. In ieder geval is dat wat ik denk dat er gebeurd is. De politie...' Ze haperde even en gooide er toen achter elkaar het hele verhaal van de afgelopen dagen uit. Toen ze klaar was bleef Randolph zwijgend en met in elkaar gevouwen handen zitten, terwijl hij haar met een meelevende blik aankeek.

'Maar waarom bent u hierheen gekomen, mevrouw Corliss? U denkt toch niet dat we iets met de verdwijning van uw zoontje te maken hebben?'

Lucy aarzelde. Zo duidelijk geformuleerd, in een omgeving die aan alle kanten de betrouwbaarheid van CHILD leek te bevestigen, leek dat ongerijmd. En toch was het precies wat ze dacht.

'Ik weet het niet,' zei Lucy ontwijkend, ervan overtuigd dat haar de deur zou worden gewezen als ze hem de waarheid vertelde. 'Ik weet niet wat ik denken moet. Maar toen ik die aantekening op Randy's medische gegevens zag en hoorde dat hij bij een onderzoek betrokken was waarvan ik niets afwist, nou ja, toen begon ik me wel het een en ander af te vragen.'

Randolph knikte vol begrip. Zijn glimlach keerde terug. 'En nu wilt u weten wat we doen, klopt dat?'

'Ja.'

Randolph stond op en begon in de kamer heen en weer te lopen. 'Ik zal mijn best doen, maar ik moet u vertellen dat ik er niet eens van overtuigd ben dat ik het zelf allemaal begrijp. Ik ben bang dat ik een kantoorman ben en geen wetenschapper.'

'Dan gebruikt u in ieder geval taal die ik kan volgen.'

'Ik zal het proberen. Om te beginnen dit Het werk dat we hier doen is wat je zou kunnen aanduiden met passief werk, in tegenstelling tot actief werk. We doen onderzoeken en stellen statistieken samen die voornamelijk met genetica te maken hebben.'

'Ik weet niet zeker of ik u wel begrijp.'

Randolph ging op de stoel achter zijn bureau zitten en leunde achterover, de handen gevouwen op zijn maag. 'Goed, laten we helemaal bij het begin beginnen. Weet u dat bijna alle baby's bij hun geboorte, of zelfs al eerder, een genetisch onderzoek ondergaan?'

'Min of meer.' Lucy kreeg het gevoel dat ze meteen al bij het begin de draad dreigde kwijt te raken. Maar Randolph lachte haar bemoedigend toe.

'Het is echt niet vreselijk ingewikkeld. Er worden monsters van het weefsel van de baby genomen en de chromosomen worden geanalyseerd. Zo kunnen we nogal eens genetische zwakheden op het spoor komen die, als ze niet gecorrigeerd worden, tot verschillende problemen kunnen leiden. Het duidelijkste en zeker niet het minst kwalijke probleem is het Downs syndroom.'

Lucy stak bij wijze van protest haar hand op. 'Ik ben bang dat ik u niet meer kan volgen,' zei ze.

Randolph probeerde het opnieuw. 'Goed. De chromosomen, of genen, fungeren als patroon voor de cellen. Zij bepalen welke chemicaliën de cellen zullen produceren en als gevolg daarvan de vorm, de functie en het doel van de cel. In de loop der jaren hebben we ontdekt dat bepaalde genetische onvolkomenheden chemische afwijkingen veroorzaken die op hun beurt op latere leeftijd tot geestelijke of lichamelijke problemen kunnen leiden.'

'En wat doet CHILD nu precies?'

'Het is eigenlijk heel eenvoudig. Het enige dat we doen is een bepaalde groep kinderen van hun geboorte tot hun volwassenheid volgen. We hebben hun genetische gegevens en verder observeren we ze gewoon. Laten we als voorbeeld eens stellen dat twee kinderen op zeg tienjarige leeftijd symptomen beginnen te ontwikkelen van een geestesziekte. Stel daarbij dat de omstandigheden waarin de kinderen verkeren geen enkele overeenkomst met elkaar vertonen. Maar stel ook dat we, als we onze gegevens naslaan, tot de ontdekking komen dat beide kinderen een bepaalde genetischeafwijking gemeen hebben. Bingo! Het lijkt dan waarschijnlijk dat de ziekte waaraan de kinderen lijden zijn oorsprong in de genetica vindt.'

Lucy schudde haar hoofd. 'Dat klinkt te simpel.'

'Ja,' gaf Randolph toe. 'Maar zelfs al heb ik het dan sterk vereenvoudigd, toch komt datgene wat we doen hier op neer. Het is natuurlijk de bedoeling om op den duur vast te kunnen stellen welke genetische afwijkingen heilzaam werken en welke het kind later problemen zullen gaan opleveren. Het is de taak van andere onderzoekers om vast te stellen hoe de onvolkomenheden en afwijkingen gecorrigeerd of gecompenseerd kunnen worden.'

'En dat is het enige dat u doet?' vroeg Lucy.

'Dat is het enige,' verzekerde Randolph haar.

'Maar waarom is me dan niet verteld dat Randy bij dit onderzoek betrokken is?'

'Misschien is dat wel gebeurd, maar kunt u het zich niet herinneren,' opperde Randolph.

'Als het om mijn zoon gaat vergeet ik niets,' zei Lucy fel. 'Ik zou hebben willen weten waar het onderzoek zich precies mee bezighield, wat er van Randy geëist werd en waarom hij was uitgekozen.'

'Maar dat is juist het punt, mevrouw Corliss.' Randolph's toon was vriendelijk en kalmerend. 'Het is alleen maar een steekproef. Randy hoeft nergens aan te voldoen omdat hij niet bewust gekozen is. Het is puur toeval dat hij bij ons onderzoek betrokken is.'

'Dan heeft u er zeker geen bezwaar tegen om mij de resultaten van uw onderzoek te laten zien?'

'Resultaten? Maar mevrouw Corliss, er zijn nog geen resultaten. Het onderzoek gaat door tot de kinderen volwassen zijn.'

'Maar wat gebeurt er met de kinderen die niet volwassen worden?' vroeg Lucy. 'De kinderen die als baby sterven, een ernstige ziekte krijgen of het slachtoffer worden van een ongeluk? U moet toch wel wát resultaten hebben? Als dat niet zo zou zijn was u er vast al lang mee opgehouden.'

Het was de eerste keer dat Randolph om een antwoord verlegen leek te zitten. Lucy besloot van de gelegenheid te profiteren. 'Meneer Randolph, de verpleegster van Randy's school beweert dat Randy en de andere drie jongens die u volgt de beste gezondheid hebben van alle kinderen op school. Randy is in zijn hele leven nog geen dag ziek geweest, heeft zich nog nooit ernstig bezeerd en geeft op geen enkele manier de indruk dat hij langzaam is, of abnormaal, of wat dan ook. Lijkt het u dan niet redelijk dat ik, als ik ontdek dat men hem bestudeert, me af ga vragen waarom dat gebeurt? En als Randy uitzonderlijk is - en dat is hij - lijkt het u dan niet redelijk dat ik me begin af te vragen of de mensen die hem bestuderen hem misschien eens van wat dichterbij willen bekijken?'

Alle kleur was uit Randolph's gezicht weggetrokken en zijn glimlach was in een dunne lijn van woede veranderd. 'Mevrouw Corliss, wilt u beweren dat CHILD uw zoon ontvoerd heeft?'

'Dat weet ik niet, meneer Randolph,' antwoordde Lucy koeltjes. 'Maar ik weet dat u me heel erg zou geruststellen als u me inzage geeft in het onderzoek waarbij Randy betrokken is, tezamen met de resultaten die dat onderzoek tot nu toe heeft opgeleverd. Ik wil niet beweren dat ik het zal begrijpen, maar ik vind zeker iemand die dat wel doet. En hoewel ik daar op het moment nog niet helemaal zeker van ben vermoed ik dat wat u zonder mijn en Randy's toestemming heeft gedaan neerkomt op een schending van zijn privacy.'

Randolph zonk achterover in zijn stoel. Met zijn rechterhand streek hij verward door zijn haar. 'Ik weet niet precies wat ik voor u doen kan, mevrouw Corliss,' zei hij uiteindelijk. 'Maar ik zal vanzelfsprekend mijn best doen. Het zal een tijdje duren voor we hebben uitgezocht bij welk onderzoek Randy precies betrokken is en we een rapport voor u hebben opgesteld. Maar neemt u van me aan dat we het zullen doen. CHILD bestaat al twintig jaar en iets als dit hebben we nog nooit eerder bij de hand gehad. Maar ik kan u echt nu al verzekeren dat we niets met de verdwijning van uw zoon te maken hebben.'

'Hoe lang gaat het duren?' vroeg Lucy.

'Een paar dagen.'

Lucy stond op. 'Dan verwacht ik binnenkort iets van u te horen, meneer Randolph. Overmorgen?'

'Ik bel u op, mevrouw Corliss. Als u uw adres bij mijn secretaresse wilt achterlaten...'

Lucy schonk hem een ijzige glimlach. 'Dat zal ik doen, meneer Randolph, maar ik kan me niet voorstellen dat het nodig is. Ik weet zeker dat u ergens in uw gegevens mijn adres zult kunnen vinden.'

Ze pakte haar tasje op en verliet het kantoor zonder Randolph een hand te geven.

Toen ze weg was liet Paul Randolph zich in zijn bureaustoel neervallen. Het zweet stond op zijn voorhoofd.

Wat hij altijd gevreesd had, leek nu te gaan gebeuren.

Randy Corliss speelde die middag een spel dat hij niet helemaal begreep. Het was een soort verstoppertje en tikkertje tegelijk, maar er was een spelregel aan toegevoegd die Randy eigenlijk niet zo erg leuk vond.

Toen ze begonnen leek het allemaal erg eenvoudig.

Een van de jongens was hem en hij moest tot honderd tellen zodat de andere jongens konden weglopen en zich verstoppen. Daarna moest de jongen die hem was zijn vriendjes gaan zoeken. Zodra hij iemand gezien had riep hij zijn naam en moest hij proberen hem aan te tikken. Als hem dat lukte werd die andere jongen hem.

De extra spelregel was dat, zodra degene die hem was de naam van zijn prooi had geroepen, de andere jongens uit hun schuilplaats te voorschijn kwamen om de prooi te helpen.

Plotseling was de jongen die hem was van jager tot slachtoffer gebombardeerd.

Randy had zijn eerste fout al meteen in het begin gemaakt. Toen het aftellen begon was hij er in zijn eentje vandoor gegaan terwijl de andere jongens in eikaars buurt bleven. Hij had diep in het bos, vlak bij de kreek, een schuilplaats gevonden. Daar had hij gewacht, ervan overtuigd dat hij nooit gevonden zou worden, tot er een naam geroepen werd en het veilig was om te voorschijn te komen.

De minuten waren ontzettend langzaam voorbijgegaan en Randy had zich afgevraagd wat er aan de hand kon zijn. Uiteindelijk was hij voorzichtig overeind gekomen om te merken dat Adam Rogers, die hem was, op een paar meter afstand van hem stond.

'Randy!' schreeuwde Adam en de jacht was begonnen.

Toen besefte Randy welke fout hij had gemaakt. De andere jongens waren allemaal te ver weg om hem te hulp te komen. Binnen een paar seconden had Adam hem tegen de grond gewerkt, zijn triomf uitschreeuwend omdat hij zo'n gemakkelijke overwinning had behaald.

En nu was Randy hem.

Hij telde zo snel hij kon tot honderd en keek om zich heen.

Er was niemand te zien.

Hij liep weg van de buut bij het grote huis en begon het grasveld over te steken terwijl hij met zijn ogen het bos afspeurde, op zoek naar een teken van zijn vrienden.

Niets.

Hij liep het bos in, zorgvuldig om zich heen kijkend omdat hij wist dat hij een van de jongens alleen moest zien te treffen wilde hij een kans hebben om te winnen.

Hij ving een glimp van Adam op en stond op het punt om zijn naam te roepen toen hij een van de andere jongens, Jerry Preston, vlak in de buurt om een boomstam zag gluren. Hij deed net of hij ze allebei niet gezien had en begon dieper het bos in te lopen.

Om de paar seconden bleef hij staan om te luisteren, ervan overtuigd dat de andere jongens hem volgden, maar hij hoorde niets.

Toen zag hij voor zich, ineengedoken in een laurierbosje vlak bij de omheining, Eric Carter zitten die door zijn rode haardos verraden werd. Hij liep erop af en deed net of hij Eric niet gezien had.

Hij keek om zich heen en zocht het bos achter zich af naar een teken van de anderen. Niets te zien.

Toen hij dacht dat hij dicht genoeg genaderd was liet hij een schreeuw los.

'Eric Carter!'

Hij stormde naar voren terwijl Eric uit de laurierstruik te voorschijn schoot en langs het hek begon te rennen. Het leek er even op dat Eric hem zou ontglippen maar toen begon Randy hem in te halen. Hij had hem bijna te pakken toen er ineens drie andere jongens uit het bos te voorschijn kwamen, een vlak voor hem, een naast hem, en een vlak achter hem.

Randy was opnieuw in de val gelopen.

Hij draaide zich om, om Adam, die het dichtst bij hem was, te pakken te nemen maar Adam bleef ineens staan en Randy voelde een stomp in zijn rug. Hij struikelde en viel op de grond en Billy Mayhew en Jerry zaten meteen bovenop hem. Eric Carter was opgehouden met rennen en stond naar de vechtpartij te kijken, zijn gezicht een en al glimlach.

Randy vocht als een bezetene; zijn armen en benen schoten alle kanten uit maar het hielp hem niets.

'Laten we hem tegen het hek gooien,' stelde Jerry voor. 'Net goed voor hem.'

Plotseling waren de jongens van hem af maar Adam hield hem stevig bij zijn schouders vast terwijl Billy en Jerry ieder een been vastgrepen.

'Ik tel tot drie,' riep Adam. De jongens begonnen Randy heen en weer te jonassen terwijl Adam telde.

Bij drie lieten ze los en smeten Randy tegen het hek.

Er volgde een regen van vonken en de lucht was plotseling gevuld met de geur van verbrand vlees.

Randy viel op de grond.

Het spel was afgelopen en de jongens verzamelden zich nieuwsgierig om Randy heen. Adam Rogers keek Billy Mayhew aan.

'Denk je dat we op onze kop zullen krijgen?'

Billy haalde zijn schouders op. 'Dat kregen we de vorige keer ook niet. Waarom nu dan wel?'

Daarna begonnen de jongens al pratend door de bossen naar de academie terug te lopen en lieten Randy op de grond bij de onder stroom gezette omheining achter.

Sally Montgomery had het grootste deel van het weekend in haar kantoor in Eastbury College doorgebracht. Wat ze aan het doen was was waarschijnlijk onwettig, dat besefte ze best. Het was in ieder geval onethisch maar ze had geen tijd verspild met zich daar druk over te maken. In plaats daarvan had ze al haar tijd besteed aan het vinden van de codes die haar toegang zouden verschaffen tot de gegevens van het Eastbury Community Hospital, die in de centrale computer waren opgeslagen. Het was een zaak van blijven proberen. Voor iemand zonder Sally's achtergrond zou het een haast onmogelijke opgave zijn geweest; Sally, die wist hoe de codes ongeveer in elkaar zaten, liet de computer alle mogelijkheden binnen het raamwerk uitproberen. Toen ze de code uiteindelijk had gevonden bleek hij vreselijk voor de hand te liggen:

M-E-D-R-E-A-C-H. MEDical Records, Eastbury Community Hospital? Waarschijnlijk wel. Toen ze de code uiteindelijk gevonden had, bedacht ze dat er, in deze tijd van afkortingen, ook zonder hulp van de computer wel uit te komen was geweest.

Nu, op maandagmorgen, was ze de gegevens aan het doorlichten om te proberen te ontdekken of de kinderen die door CHILD gevolgd werden inderdaad willekeurig waren uitgekozen.

Ze begon met de computer te instrueren dat hij de medische gegevens moest doorzoeken en bepaalde groepen moest samenstellen.

Kinderen die bij het onderzoek van het Children's Institute for Latent Diseases betrokken waren.

Kinderen die het slachtoffer waren geworden van SIDS.

Kinderen die, volgens de gegevens, nooit problemen met hun gezondheid hadden.

Ze ging twintig jaar terug. Zonder de computer zou het haar maanden gekost hebben om al die gegevens op te sporen.

Nu, na slechts twee uur werk, begon zich voor Sally's ogen een patroon af te tekenen.

De computer had de groepen samengesteld die Sally wilde hebben en was begonnen met ze te vergelijken.

Tot tien jaar geleden waren er geen opmerkelijke verschillen geweest tussen de kinderen die door CHILD onderzocht werden en de totale groep jeugdige patiëntjes uit Eastbury en omgeving.

In beide groepen had hetzelfde percentage kinderen ziekten gehad als mazelen, rode hond en waterpokken.

Hetzelfde percentage kinderen had last gehad van emotionele problemen.

Hetzelfde percentage kinderen was slachtoffer geworden van SIDS.

En zo ging het verder. Voor zover Sally kon bekijken was de groep kinderen die bij de onderzoeken van CHILD betrokken was inderdaad volkomen willekeurig tot stand gekomen.

Maar tien jaar geleden begon er iets te veranderen.

De wiegendood scheen vaker voor te komen bij kinderen in Eastbury, vooral bij de baby's die in het Eastbury Community Hospital ter wereld waren gekomen.

Sally wist dat dat feit op zich statistisch gezien geen betekenis hoefde te hebben.

Maar wat wél betekenis had was het feit dat SIDS onder alle kinderen van Eastbury met vier procent was toegenomen.

En onder de groep die CHILD volgde, met bijna tien procent.

Bovendien was de samenstelling van de groep die CHILD bestudeerde, veranderd. In de eerste tien jaar was de wiegendood even vaak bij meisjes als bij jongens voorgekomen. Maar tien jaar geleden begonnen de statistieken te verschuiven en werden meisjes vaker het slachtoffer dan jongens. En onder de groep die CHILD onderzocht, lag het percentage van meisjes die aan SIDS stierven zelfs nog hoger.

Sally maakte een uitdraai van, de groepen en de vreemde correlaties daartussen. Daarna richtte ze haar aandacht op de andere groep die ze wilde bekijken, de kinderen met een medisch dossier dat opviel omdat er een buitengewoon goede gezondheid uit sprak. Hier stuitte ze op problemen. In de loop der jaren waren er domweg te veel kinderen uit Eastbury weggegaan en hun medische gegevens braken ineens af om ergens in een ander deel van het land te worden voortgezet; en die gegevens kon Sally niet achterhalen.

Toch dacht ze een patroon te herkennen. Zelfs de onvolledige gegevens gaven sterk de indruk dat het percentage opmerkelijk gezonde jongetjes op de CHILD-lijsten de laatste tien jaar behoorlijk was gestegen.

Opnieuw maakte Sally een uitdraai van de statistieken.

Tegen de middag vroeg Sally Montgomery de computer om nog een laatste ding voor haar te doen.

Ze vroeg de computer om, gezien de bekende gegevens, uit te zoeken of de kinderen voor de onderzoeken van CHILD de laatste tien jaar inderdaad willekeurig gekozen waren.

Terwijl de computer alle gegevens in zijn databanken begon te verwerken leken de minuten voorbij te kruipen. Eindelijk kwam het beeldscherm op Sally's bureau tot leven.

Toen ze het antwoord van de computer zag sprongen de tranen in haar ogen. Door een waas las ze de uiteindelijke conclusie van de computer nog eens over.

'Te weinig gegevens om conclusies te trekken.'

Sally zette haar terminal uit, verzamelde alle uitdraaien die haar werk van die ochtend had opgeleverd en verliet haar kantoor.

Al haar werk betekende volgens de computer niets. En toch wist ze zeker dat de computer het bij het verkeerde eind had. Daarna, toen ze er nog eens goed over nadacht, begon ze langzaam te beseffen dat de computer niet had gezegd dat de kinderen voor de steekproeven van CHILD willekeurig gekozen werden. De computer had alleen geweigerd om een uitspraak over de kwestie te doen.

Dat was het probleem met computers. Ze waren te objectief, volledig objectief.

Maar CHILD, en daar was Sally heilig van overtuigd, was niet objectief. Ze wist zeker dat het onderzoek een dekmantel voor iets anders was.

Een complot.

Maar zou ze het kunnen bewijzen?

Ze wist het niet.

Het enige dat ze wist was dat ze steeds banger werd.

Steve Montgomery bleef op de veranda van het huis van zijn schoonmoeder even staan en vroeg zich af of zijn beslissing om zijn problemen met Phyllis Paine te bespreken verstandig was. Toen het idee om met haar over Sally te praten voor de eerste keer bij hem opkwam had hij het verworpen. Maar vanochtend was hij van gedachten veranderd. Wie kende Sally tenslotte beter dan haar eigen moeder?

Hij drukte op de bel naast de voordeur en luisterde naar de zachte melodie. Toen er niet werd opengedaan drukte hij nogmaals op de bel. Hij stond juist op het punt weg te gaan toen er werd opengedaan en Phyllis Paine, met roodomrande ogen en een gezicht waaraan ineens duidelijk haar jaren vielen af te lezen, in de deuropening verscheen.

'Steve.' Ze keek snel om zich heen, op zoek naar Sally, en daarna trok ze verwonderd haar wenkbrauwen op. 'Is Sally niet meegekomen?'

'Nee.' Zonder verder uitleg te geven vroeg Steve of hij binnen mocht komen en Phyllis deed meteen een pas achteruit

'Maar natuurlijk. Het spijt me, Steve. Ik... ik ben bang dat ik me vandaag niet zo erg goed voel.'

Steve bleef even staan. 'Misschien kan ik beter een andere keer terugkomen.'

'Nee, nee.' Ze deed de deur achter hem dicht en ging hem voor naar de zitkamer. 'Ik was net bezig een paar dingen op te ruimen.' Ze zuchtte vermoeid en ging op de rand van de bank zitten. 'Een paar jurkjes die ik voor Julie aan het maken was,' vervolgde ze. 'Ze lagen in het naaikamertje, geknipt en al, ik werd iedere nacht wakker omdat ik me schuldig voelde dat ik ze niet had afgemaakt.' Haar lippen vertrokken zich tot een trieste glimlach. 'Je kent me - zodra ik aan iets begin moet ik het afmaken. In ieder geval werd ik midden in de nacht wakker en ben naar het naaikamertje gegaan om ze af te maken. Pas toen ik eraan begon herinnerde ik me... wat er gebeurd was. Dus heb ik ze zojuist weggegooid. Ik heb ze meegenomen naar de vuilnisbak en ze erin gegooid.'

Haar ogen, die een onzekerheid uitdrukten die hij nog nooit eerder gezien had, onderzochten zijn gezicht. 'Het was vreselijk om dat te doen,' fluisterde ze. 'En toch kon ik niets anders bedenken. Het was een symbool, denk ik. Een manier om mezelf te dwingen onder ogen te zien wat er gebeurd is.' Plotseling ging ze rechtop zitten en vouwde haar handen in haar schoot.

'Maar daarvoor ben je niet hierheen gekomen.' De onzekerheid in haar ogen verdween om plaats te maken voor de doordringende scherpte waar Steve aan gewend was. 'Er is iets met Sally, nietwaar?'

Steve schoof ongemakkelijk heen en weer en knikte toen.

'Gaat het niet zo goed met haar? Gezien de omstandigheden, bedoel ik natuurlijk.'

'Nee,' zei Steve zacht. 'En ik begin me af te vragen wat ik moet doen.'

Phyllis' wenkbrauwen schoten omhoog. 'Met Sally?'

'Dokter Wiseman belde me vrijdag op. Hij maakt zich zorgen over haar. Hij lijkt te denken dat ze het feit dat Julies dood niet valt te verklaren vermijdt door te proberen te bewijzen dat er iets anders gebeurd is. Iets dat wel te verklaren valt'

'Ik begrijp het,' zei Phyllis. 'En wat denk jij?'

'Ik weet niet wat ik denken moet. Ik heb haar dit weekend nauwelijks gezien. Als ze niet op haar kantoor was sloot ze zich op in de studeerkamer en ze wilde me niet vertellen waar ze mee bezig was. Maar ik weet zeker dat het iets te maken had met...' Hij haperde, maar ging toen dapper verder.

'...met Julie. En ze heeft met Lucy Corliss gepraat'

'Lucy Corliss? Waarom komt die naam...o! De moeder van het jongetje dat verdwenen is. Hoe heet hij ook weer?'

'Randy. Hij was een vriendje van Jason. Maar daar heeft ze het niet met mevrouw Corliss over gehad, in elk geval niet in de eerste plaats. Het schijnt dat zowel Jason als Randy als Julie door de een of andere groep in Boston bestudeerd werden.'

Phyllis trok met een sceptisch gezicht haar wenkbrauwen op. 'Wat is daar zo ongewoon aan? Tegenwoordig worden we allemaal op de een of andere manier bestudeerd of in de gaten gehouden, tenminste, zo lijkt het.' Toen veranderde haar uitdrukking. 'O, God, ze is toch niet op het idee gekomen dat er het een of andere complot gaande is?'

'Nou, zover zou ik niet...'

'Is dat zo?'

'Ik ben bang van wel,' antwoordde Steve moedeloos.

Phyllis schudde bedroefd haar hoofd. 'Heb je er al met Arthur over gepraat?' vroeg ze,

'Nee. Ik wilde het er eerst met jou over hebben. Ik denk dat ik bang was dat dokter Wiseman Sally's bezigheden zou bestempelen als... wat? Neurotisch gedrag?' Hij kreunde. 'O, Christus, Phyllis, ik kan nauwelijks geloven dat we dit gesprek hebben.'

'En toch is dat zo,' antwoordde Phyllis flink. 'En omdat dat zo is moeten we ons afvragen wat we eraan kunnen doen. Wil je dat ik met Arthur praat?'

'Wil je dat doen?'

Nu was het Phyllis' beurt om te zuchten. 'Ik zal het wel doen. Ik moet hem toch nog spreken. Ik ben bang dat ik op de begrafenis nogal onterecht tegen hem ben uitgevallen en daar moet ik mijn excuses nog voor aanbieden. Ik ga vanmiddag wel even bij het ziekenhuis langs.'

'Dat vind ik erg lief van je,' zei Steve. 'Ik weet dat je een hekel hebt aan...'

Phyllis wuifde zijn woorden weg. 'Doe niet zo raar. Je weet dat ik me nergens mee probeer te bemoeien, maar ik ben nog steeds Sally's moeder en ik maak me nog steeds zorgen om haar, ook al probeer ik om dat niet te laten blijken.' Haar uitdrukking veranderde iets en ze nam Steve taxerend op. 'En hoe zit het met jou? Is alles goed met je? Je ziet er afschuwelijk uit.'

'Ik red me nog steeds.'

'Zorg dat dat zo blijft,' zei Phyllis. Ze stond op om haar schoonzoon naar de deur te brengen. 'Je bent een man, Steve, en Sally moet op je kunnen rekenen.' Haar stem daalde, alsof ze op het punt stond een geheim te verklappen. 'Ik heb nooit gedacht dat Sally zo stabiel is als ze eruitziet, weet je. Ik heb altijd het idee gehad dat er spanningen in Sally zitten, en onder de verkeerde omstandigheden...' Ze zweeg ineens en toen Steve haar huis verliet wist hij dat ze dacht dat ze te veel gezegd had.

'Wil je nog wat koffie?' vroeg Sally.

Lucy Corliss schudde haar hoofd. 'Waar ik echt zin in heb is een borrel, maar ik verdom het om zo vroeg op de dag al te gaan drinken.' De klok wees tien voor half vier aan en ze zat al bijna twee uur aan Sally's keukentafel. Ze raakte de stapel computervellen even aan en vouwde toen haar armen. 'Dus dit kan zowel van alles, als helemaal niets betekenen,' zei ze. Sally had al uitgelegd wat de evaluatie die de computer van zijn eigen werk gaf inhield.

'Het betekent echt iets,' hield Sally vol. 'Ik weet het zeker. Alleen kan die stomme computer het niet bewijzen.'

'En dus zijn we niets opgeschoten,' zei Lucy. 'Het lijkt erop dat er iets gaande is, maar we kunnen het niet bewijzen. En je kunt er vergif op innemen dat ik niets uit Randolph loskrijg. God, wat haat ik dat soort gladde jongens!'

'Maar hij zei toch dat hij iets aan je zou laten zien?'

'O, zeker. Maar je kunt erop rekenen dat dat niet de waarheid zal zijn. Als er niets geheimzinnigs is aan wat ze doen, waarom hebben ze ons dan niet verteld dat ze onze kinderen bestuderen? En dat hebben ze niet gedaan,' voegde Lucy er bitter aan toe. 'Ik ben iemand die alles bewaart. Ik heb zelfs de rekeningen van de wasserij voor Randy's luiers nog. Ze beginnen te vergelen, maar ik héb ze. Bovendien heb ik alles nagezocht - alles! En ik heb niets over een onderzoek kunnen vinden, geen formulieren, geen verzoek om toestemming, niets! Weet je wat het is, Sally? Hoe langer ik erover nadenk, hoe kwader ik word. Zelfs als het niets met Randy's verdwijning te maken heeft, dan nog staat het hele idee me tegen. Als ze Randy en Jason, en zelfs Julie gevolgd hebben, hoe zit het dan met ons? Worden we allemaal in de gaten gehouden? Hebben we dan helemaal geen privé-leven meer? Het is om doodsbenauwd van te worden!'

'Dat is de nieuwe tijd,' zei Sally kalm. 'Ik denk niet dat we iets anders kunnen doen dan eraan proberen te wennen. Maar wat moeten we hiermee?' Ze wees naar de stapel computeruitdraaien. 'We moeten er toch iets mee doen!'

Ineens kreeg Lucy een idee. 'Mag ik ze hebben?' vroeg ze.

Sally haalde haar wenkbrauwen op. 'Waarom?'

'Ik wil ze aan iemand laten zien,' antwoordde Lucy. Sally stond op het punt nog een vraag te stellen maar Lucy hield haar hand omhoog. 'Vertrouw me maar,' zei ze. 'Misschien komt het erop neer dat ik mezelf voor gek zet en er is geen enkele reden om jou daar ook bij te betrekken.'

De achterdeur ging open en Jason kwam binnen. 'Hallo, mam,' riep hij uit. 'Ik ben...' Toen zag hij Lucy en de woorden stierven op zijn lippen. 'Dag, mevrouw Corliss,' vervolgde hij. Er verscheen ineens een hoopvolle uitdrukking op zijn gezicht. 'Is Randy terug?'

Lucy moest tegen haar tranen vechten bij Jasons woorden, maar ze slaagde erin tegen hem te glimlachen. 'Nog niet,' zei ze tegen hem, 'maar ik weet zeker dat het niet lang meer zal duren. Mis je hem?'

Jason knikte ernstig. 'Hij is mijn beste vriend. Ik hoop dat er niets met hem gebeurd is.'

Lucy stond abrupt op, pakte de computervellen en liep naar de deur. 'Ik zal er voorzichtig mee zijn, Sally,' beloofde ze. Voor Jason of Sally iets terug konden zeggen was ze verdwenen. Sally, die nog steeds aan de keukentafel zat, stak haar armen naar haar zoon uit.

'Kom eens hier,' zei ze zacht en Jason, hoewel hij niet precies wist wat zijn moeder van hem wilde, liet zich gewillig aanhalen. 'Ik hou van je,' fluisterde Sally. 'Ik hou zo ontzettend veel van je.'

Jason, die in zijn moeders armen was weggekropen, keek plotseling op en begon te grijnzen. 'Genoeg om me toffees te laten maken?' vroeg hij.

Op de een of andere manier brak de schalkse blik op haar zoons gezicht de spanning waaronder Sally nu al een week leefde en ze barstte in lachen uit.

'Jazeker,' zei ze terwijl ze haar zoon losliet en opstond. 'Eigenlijk is dat het beste idee van alles wat ik de hele dag gehoord heb!'

Jason keek toe terwijl Sally de melk, suiker en chocola door elkaar roerde, een snufje zout toevoegde en de pan op het fornuis zette.

'Zal ik de thermometer controleren?' vroeg hij.

'Als je dat wilt mag je dat wel doen,' zei Sally schouderophalend. 'Maar er is nog nooit iets mis mee geweest.'

'Nee,' gaf Jason toe, 'maar in mijn scheikundeboek staat dat je altijd je materiaal moet controleren voor je met een experiment begint.'

'Als je zo oud bent als ik is toffees maken geen experiment meer.'

Jason vulde een pan met water, zette de lange thermometer erin en zette hem op een lege pit. Daarna zette hij de pit aan en terwijl hij wachtte tot het water zou gaan koken pakte hij een flesje limonade uit de koelkast Sally keek hem boos aan.

'Als je dat opdrinkt mag je straks de pan niet uitlikken,' waarschuwde ze hem.

Jason wierp een blik op het fornuis en op de toffee die nog nauwelijks warm was, en toen op het flesje in zijn hand, dat hij zo leeg kon drinken. 'Hè, mam,' mopperde hij.

'Je moet het zelf weten.'

Met tegenzin zette Jason de limonade in de koelkast terug. 'Papa had het me laten opdrinken,' klaagde hij toen hij naar het fornuis liep om zijn pan met water te controleren. Het begon te borrelen en hij klom op het keukenkrukje om de thermometer te kunnen aflezen.

Hij stond op 200° F, maar Jason kon zien dat hij nog steeds opliep. Hij keek naar de toffee. Ook die stond op het punt om te gaan koken.

'De thermometer is bijna zover.'

Sally stond een pan te beboteren. Ze keek op en moest glimlachen om de ingespannen blik waarmee Jason de thermometer in de gaten hield.

'Als hij op twee-twaalf staat moet je hem er nog even in laten staan. Als hij daarna niet verder oploopt is hij goed. Zet hem dan maar in de toffeepan.' Maar je mag niet roeren!'

'Dat weet ik best,' zei Jason minachtend. 'Als je roert kristalliseert het. Iedereen weet dat.'

'Jij wist het niet voor ik het je vertelde,' plaagde Sally. Ze begon een paar walnoten klein te hakken maar hield een oogje op Jason, die een paar minuten later de thermometer uit het kokende water haalde en in de pan met toffee zette. 'Nu mag de thermometer niet boven de twee-vierendertig komen.'

Jason, met zijn ogen strak op het langzaam omhoogkruipende kwik gevestigd, negeerde haar.

Hij keek hoe de temperatuur 230° F bereikte, en daarna 232°. Hij stond op het punt om van de kruk te stappen en de pan van het vuur te pakken zodra het kwik nog twee graden gestegen was toen de temperatuur ineens razend snel omhoog begon te lopen.

Terwijl de rode streep in de thermometer 234° F voorbijging pakte hij de pan op en zocht met zijn linkervoet naar de tree die aan het krukje hoorde te zitten.

Hij was er niet.

Verschrikt probeerde hij de pan op het fornuis terug te zetten, maar het was te laat. Hij was zijn evenwicht kwijt en met de pan met kokende toffee nog steeds in zijn rechterhand tuimelde hij op de vloer. Door zijn angstschreeuw keek Sally nog net op tijd op om de gloeiend hete vloeistof over zijn arm op de grond te zien lopen.

Sally onderdrukte de schreeuw die in haar eigen keel opwelde. Ze liet haar mes vallen, raapte Jason van de grond en bracht hem in één beweging naar de gootsteen. Ze zette de kraan aan en hield zijn arm onder het koude water.

Toen de bruine massa begon weg te spoelen werden de brandblaren op zijn huid zichtbaar.

Jason, die vreemd stil was, staarde naar zijn arm.

'Waarom doet het geen pijn?' vroeg hij. En toen nog eens: 'Waarom doet het geen pijn?'

In minder dan geen tijd had Sally haar autosleutels van de tafel gegraaid en Jasons arm in een handdoek gewikkeld waarna ze hem onmiddellijk door de achterdeur naar buiten loodste. Even later was ze op weg naar het ziekenhuis.

De laatste keer was ze te laat geweest en haar dochtertje was gestorven.

Deze keer zou ze niet te laat zijn.

Jason was nu haar enige kind; ze moest ervoor zorgen dat hem niets overkwam.

Terwijl Jason zwijgend naast haar zat, met zijn arm in een keukendoek gewikkeld, schoot ze door de straten van Eastbury.

Arthur Wiseman liep met Phyllis Paine mee naar haar auto. Ze hadden bijna een uur zitten praten maar waren er niet helemaal uitgekomen. Het enige dat was besloten was dat ze Sally de komende paar weken zorgvuldig in de gaten zouden houden. En toen, terwijl ze langs de eerstehulppost liepen, hoorden ze haar stem.

'Maar ik heb het zelf gezien, dokter Malone,' zei ze met schelle stem terwijl ze rood zag van woede. 'Ik zeg u toch dat ik de blaren gezien heb! U hoeft me niet te vertellen dat er niets met hem aan de hand is. Er is wél iets aan de hand! Hij is verbrand! Hóórt u me niet?'

'Wie?' vroeg Phyllis. Sally draaide zich met een ruk om en stond haar moeder verbaasd aan te kijken. 'Wie is er verbrand?' herhaalde Phyllis.

'Moeder, wat doe jij hier?'

'Dat doet er niet toe,' antwoordde Phyllis. 'Is er iets met Jason gebeurd?'

Sally's ogen vulden zich met tranen en ze knikte. 'We waren toffees aan het maken. Hij... hij viel en de toffee stroomde over zijn hele arm.' Ineens begon ze te snikken en Phyllis sloeg haar armen om haar heen. 'O, moeder, het was afschuwelijk. En het was mijn schuld. Ik had het zelf moeten doen.'

'Rustig maar, kindje,' zei Phyllis sussend. Haar ogen zochten Mark Malone, die langzaam met zijn hoofd schudde. 'Hoe erg is het, dokter?'

Malone haalde zijn schouders op. 'Helemaal niet erg, mevrouw Paine. Eigenlijk is er helemaal niets aan de hand.'

Phyllis Paines gezicht verstrakte en er verscheen een dreigende frons op haar voorhoofd. 'Luister eens, jongeman. Als die pan met toffee kookte móet de jongen zich gebrand hebben. Waar is hij?'

Malone knikte naar een behandelkamertje. Phyllis hielp Sally in een stoel en stevende op de deur af. Binnen trof ze Jason met ontbloot bovenlijf op een behandeltafel aan.

'Hallo, oma,' zei hij met een grijns. 'Wilt u mijn arm zien?'

Hij strekte zijn rechterarm uit. Phyllis boog zich eroverheen en bekeek hem nauwkeurig. 'Nou, er schijnt niet veel aan de hand te zijn, hè?'

Jason schudde zijn hoofd. 'En het deed haast geen pijn,' zei hij trots. 'Maar het was hartstikke heet, oma. De thermometer stond op tweehonderdvierendertig. Dat betekent dat als je de toffee in koud water gooit..

'Ik weet wat dat betekent,' zei Phyllis streng. 'En ik weet ook wat zo'n hitte met kleine jongetjes zoals jij doet. Jij blijft hier wachten, jongeman.' Ze liet zijn arm los en ging terug naar de wachtkamer. Sally, die haar ogen met een papieren zakdoekje zat te betten, keek haar vol verwachting aan. 'Het ziet er zeker niet uit alsof er veel aan de hand is geweest,' zei Phyllis.

Sally's gezicht leek ineen te schrompelen. 'Maar er zaten brandblaren op,' fluisterde ze, bijna tegen zichzelf. 'Ik zag het zelf, er zaten blaren op.'

Boven Sally's hoofd ontmoetten Phyllis' ogen die van Malone. 'Het lijkt me dat er van een verwarring sprake moet zijn,' zei ze. 'Blijkbaar hield mijn kleinzoon de thermometer in de gaten en hij moet zich vergist hebben. Waarschijnlijk gaf hij hónderdvierendertig aan.'

Sally hief langzaam haar hoofd op en keek haar moeder aan. 'Dat was niet zo, moeder,' zei ze. 'Het kookte en Jasons arm was ernstig verbrand.' Ze stond op en ging naar het behandelkamertje. Even later kwam ze met Jason aan haar hand terug. 'Het spijt me dat jullie me niet willen geloven,' zei ze. Ze richtte zich tot Malone. 'Moeten we hier nog blijven?'

'Mevrouw Montgomery, het kan domweg niet zo erg zijn geweest als u dacht U moet overstuur zijn geweest...'

'Natuurlijk was ik overstuur,' snauwde Sally hem toe. 'Dat zou iedereen zijn geweest Maar ik zag wat ik zag. En wilt u nu mijn vraag beantwoorden? Moet Jason nog blijven om verbonden te worden?'

'Nee...'

'Dank u,' zei Sally ijzig. Ze draaide zich om om iets tegen haar moeder te zeggen, maar bedacht zich. Er was iets in de manier waarop dokter Wiseman en haar moeder haar aankeken dat haar een vreemd gevoel gaf, alsof ze zojuist een soort toets had afgelegd en niet doorstaan had. Maar zodra ze merkten dat ze naar hen keek veranderde hun uitdrukking. Wiseman stak zijn hand naar Phyllis uit.

'Als je me nog ergens anders voor nodig hebt moet je me maar bellen. Zullen we woensdag samen dineren?'

'Een prima idee, Arthur,' antwoordde Phyllis. Ze richtte zich tot Sally. 'Goed, zullen we gaan? Ik rijd wel achter je aan om je thuis te helpen met het opruimen van de troep.'

'Doe geen moeite, moeder.' Sally's stem klonk koel maar Phyllis deed net of ze het niet hoorde.

'Niet tegensputteren! Daar zijn moeders nu eenmaal voor.' Maar terwijl ze met Sally en Jason naar de parkeerplaats liep keek ze nog een keer om naar Arthur Wiseman.

Hij zag er net zo bezorgd uit als zij zich voelde.

Brigadier Carl Bronski staarde naar de stapel computervellen en haalde hulpeloos zijn schouders op. 'Het spijt me, mevrouw Corliss, maar ik ben bang dat ik u niet kan volgen.'

Lucy probeerde opnieuw uit te leggen wat de kolommen met getallen betekenden en Bronski luisterde opnieuw aandachtig toe. Toen ze klaar was schudde hij echter bedroefd zijn hoofd.

'Maar zelfs u geeft toe dat het niet echt iets te betekenen heeft.'

'Het betekent dat CHILD iets in zijn schild voert,' antwoordde Lucy. 'Ik weet niet wat en ik weet niet waarom, maar er is iets aan de hand.'

Bronski knikte vermoeid. Zo ging het nu al twee uur en hoewel hij best begreep hoe Lucy Corliss zich moest voelen zag hij niet wat hij voor haar kon doen. 'Maar als u me niet wilt vertellen waar die cijfers vandaan komen, en me ook niet goed kunt uitleggen wat ze betekenen, wat verwacht u dan dat ik voor u kan doen?'

'Ik verwacht dat u uitzoekt wat CHILD met mijn zoon deed,' zei Lucy. 'Ik verwacht dat u doet wat u hoort te doen en dit onderzoekt.'

'Maar mevrouw Corliss, er valt niets te onderzoeken. Een paar bladzijden met getallen die niet echt iets te betekenen hebben. Dat is niet bepaald iets dat ik kan gebruiken om een onderzoek naar zo'n groot instituut als CHILD te rechtvaardigen.'

Er viel een lange stilte. Lucy leunde achterover in haar stoel. 'Goed,' zei ze en haar stem klonk ineens kalm. 'Wat denkt u van het volgende. Als ik met de persoon praat van wie ik deze informatie gekregen heb en als die erin toestemt om met u te praten om u uit te leggen wat dit allemaal betekent, bent u dan bereid om naar ha... hen te luisteren?'

Haar, dacht Bronski. Of ik naar háár wil luisteren. Maar wie is zij? Nog een hysterische moeder? Maar als ze alleen hysterisch is, hoe komt ze dan aan deze gegevens? Uiteindelijk zei hij: 'Goed. U praat met haar en als zij met mij wil praten zal ik luisteren.'

Blijkbaar tevredengesteld pakte Lucy Corliss haar spullen bij elkaar en verliet het politiebureau van Eastbury. Maar lang nadat ze was weggegaan zat Carl Bronski nog aan zijn bureau na te denken.

Hij herinnerde zich Randy Corliss uitstekend en hoewel hij dat nooit aan iemand had verteld, betwijfelde hij het of de jongen echt zou willen weglopen.

Ja, besloot hij, als Lucy Corliss' vriendin met hem wilde praten zou hij luisteren.

Randy Corliss lag in een klein kamertje aan de achterkant van de benedenverdieping van de academie in bed. Zijn ademhaling was regelmatig en alle instrumenten die met zijn kleine lichaam waren verbonden gaven aan dat er niets aan de hand was. Zijn verbonden handen lagen langs zijn lichaam. Een in het wit geklede gestalte bewoog zich om hem heen en observeerde hem nauwkeurig om datgene wat de instrumenten aangaven te vergelijken met de toestand waarin Randy lichamelijk leek te verkeren.

Randy's oogleden trilden en even later opende hij zijn ogen.

Hij keek omhoog en er verscheen een verbaasde frons op zijn gezicht. Het plafond boven hem kwam hem onbekend voor. Het had de verkeerde kleur en de scheuren in de kalk zaten op de verkeerde plaatsen.

Hij probeerde zich te herinneren wat er gebeurd was. Hij had met zijn vriendjes gespeeld en ze hadden iets met hem gedaan, iets waar hij heel erg bang voor was geweest.

Hij had gerend en ze hadden hem ingehaald, en - en toen?

Het hek. Ze hadden hem tegen het hek gegooid en hij had een gevoel gekregen alsof hij zich brandde, en - en -

Maar dat was alles. Daarna wist hij zich niets meer te herinneren.

Plotseling doemde er vaag een gezicht boven hem op en hij herkende dokter Hamlin die tegen hem leek te glimlachen.

'En, hoe voelen we ons?' hoorde hij Hamlin vragen.

'Wat is er gebeurd?' vroeg Randy op zijn beurt. Hij had er een hekel aan als mensen deden alsof zij zich net zo voelden als jij.

'Je hèbt een ongelukje gehad,' verklaarde dokter Hamlin. 'Iemand was vergeten de stroom van het hek te halen en je bent er per ongeluk tegenaan gevallen. Maar het komt best in orde met je.' Hij stak zijn hand uit om Randy aan te raken, maar Randy zag hem plotseling met zijn scalpel in zijn hand voor zich terwijl hij in Peter Williams hersens sneed. Hij ontweek de aanraking van de dokter.

'Wat gaat er met me gebeuren?'

'Met je gebeuren? Wat zou er met je kunnen gebeuren?'

'Ik... ik weet het niet,' stamelde Randy. Toen merkte hij voor het eerst op dat zijn handen in het verband zaten. 'Is er iets met mijn handen?'

Hamlin begon weer te glimlachen. 'Waarom kijken we niet even,' stelde

hij voor. Hij ging op een stoel naast het bed zitten en begon het gaas van Randy's handen te winden.

De huid, gezond en gaaf, vertoonde geen spoortje meer van de ernstige brandwonden die Randy had gehad toen hij die middag werd binnengebracht.

Toen Hamlin het bewusteloze kind aan het onderzoeken was had hij sterk de neiging gehad alles te laten klaarmaken voor een uitgebreide operatie zodat hij zou kunnen onderzoeken welk effect de 240 volt op Randy's lichaam had gehad. Maar terwijl hij met hem bezig was leek Randy's toestand met sprongen vooruit te gaan en hij had besloten af te wachten.

Misschien stond hij eindelijk op het punt om succes te boeken.

Dus had hij zich de laatste paar uur beziggehouden met de observatie van Randy en het aflezen van de instrumenten die met het kind verbonden waren. Langzaam maar zeker waren Randy's hartslag en ademhaling naar normaal teruggekeerd.

Zijn hersenimpulsen, weergegeven door de elektro-encefalograaf, werden steeds regelmatiger tot het e.e.g. ten slotte weer een normaal patroon te zien gaf.

En nu was zelfs Randy's huid genezen.

Randy Corliss, die dood had horen te zijn, was in een uitstekende lichamelijke conditie.

'Mag ik terug naar mijn kamer?' hoorde hij Randy vragen.

'Ik zie eigenlijk niet in waarom niet,' stemde Hamlin toe. 'Maar je bent een enorme geluksvogel, besef je dat wel?'

'Als ik een geluksvogel was had ik dat ongeluk toch nooit gehad?' vroeg Randy met een achterdocht in zijn stem die Hamlin niet kon plaatsen. Was de jongen niet blij dat alles goed met hem was? Hij besloot dat hij kinderen nooit zou leren begrijpen. 'Misschien niet,' gaf hij toe. 'maar je moet het met me eens zijn dat het gelukkig was dat het hier gebeurde, waar we een heleboel artsen hebben. Als je ergens anders was geweest was je misschien doodgegaan.'

Randy keek hem met donkere, ernstige ogen aan. Hamlin kreeg de indruk dat hij iets voor zich zag, iets dat in zijn herinnering was opgeslagen en hem te binnen was geschoten. 'Maar ik ga toch dood, denkt u niet?'

Hamlin keek hem boos aan. 'Waarom zeg je dat?'

Randy frunnikte aan de dekens en zijn ogen dwaalden door de kamer alsof hij bang was dokter Hamlin aan te kijken. 'Sommige jongens praten erover. Ze zeggen dat er hier een heleboel doodgaan. Maar ze zeggen ook dat we er niet over mogen praten. Klopt dat?'

Hamlin bleef even zwijgend zitten, in zichzelf vloekend. Dat was het probleem met kleine jongens. Als je tegen ze zei dat ze ergens niet over mochten praten was dat natuurlijk het eerste waar ze over begonnen. En de moeilijkheid was dat ze natuurlijk gelijk hadden met wat ze zeiden. Tot nu toe waren alle jongens die hiernaar toe waren gebracht overleden. Maar dat kon hij in geen geval aan het jongetje in bed vertellen. In plaats daarvan gaf hij Randy een bemoedigend klopje op zijn hand.

'Er zijn hier een paar jongens overleden. Dat gebeurt toch op iedere school, nietwaar? Maar ik wil wedden dat het met jou niet gebeurt. Ik wil wedden dat jij de eerste van mijn volmaakte kinderen bent. En het lijkt me dat we dat nu maar eens moeten gaan bekijken.'

Terwijl Randy nerveus bleef wachten liep Hamlin de kamer uit om even later terug te keren met een apparaat dat in Randy's ogen niets anders was dan een doos met een wijzer erop, met een stuk snoer en twee glimmende metalen handvatten.

'Wat is dat?' vroeg hij achterdochtig toen Hamlin de doos met een grote contactdoos in de muur verbond.

'Dit is een reostaat,' legde Hamlin uit, die zijn uiterste best deed om de opwinding die hij voelde niet door zijn stem te verraden. 'Ik wil nog een test met je doen om te zien of je echt weer helemaal in orde bent. Daarna mag je terug naar je kamer.'

'Wat voor een test?'

Hamlin aarzelde. 'Een gevoeligheidstest,' zei hij uiteindelijk. 'Het enige wat je moet doen is de handvatten vasthouden en me vertellen wat je voelt.'

Randy keek wantrouwend naar de doos. 'Wat moet ik voelen?'

'Vertel me alles wat je voelt. Warmte, kou, het geeft niet welk gevoel het is, als je het me maar vertelt. Goed?'

Randy vroeg zich af wat er met hem zou gebeuren als hij weigerde. Zouden ze hem vastbinden en zijn hoofd in een klem zetten, zoals Peter? Hij wist het niet en hij besloot dat het het verstandigste was om te doen wat dokter Hamlin van hem verlangde. Hij pakte met elke hand een elektrode vast.

George Hamlin zette het apparaat aan en begon langzaam de hoeveelheid stroom te verhogen terwijl zijn ogen heen en weer vlogen tussen de wijzer op de transformator, de beeldschermen van de toestellen die met Randy's lichaam verbonden waren, en Randy zelf.

De eerste paar seconden kwam er totaal geen reactie, hoewel de stroom die hij door Randy's lichaam stuurde voortdurend toenam.

Toen de stroom tweehonderd volt had bereikt deed Randy zijn ogen iets verder open. 'Het kietelt,' zei hij.

Het kietelt.

De woorden weergalmden in Hamlins hoofd. Een paar uur geleden had een iets hoger voltage dan dit de jongen het bewustzijn doen verliezen en ernstige schade aangericht aan zijn hart, zijn hersens en zijn zenuwgestel.

En nu kietelde het alleen maar.

Niet alleen was Randy snel en volledig genezen, maar hij scheen weerstand te hebben opgebouwd tegen de oorzaak van zijn verwondingen.

In een impuls zette George Hamlin de reostaat op volle kracht.

Randy Corliss giechelde alleen maar.

Het had gewerkt. Eindelijk had het gewerkt. Hamlin zette de stroom uit en overtuigde zichzelf er opnieuw van dat Randy kerngezond was. Daarna maakte hij alle apparatuur van Randy los en kneep hem in zijn schouder.

'Je mag terug naar je kamer,' zei hij. 'Het is voorbij en er is niets met je aan de hand. Helemaal niets.' Zonder er nog een woord aan toe te voegen liep hij de kamer uit.

Toen Hamlin weg was bleef Randy zich even liggen afvragen wat de dokter bedoeld kon hebben. Daarna stapte hij uit bed, raapte zijn kleren bij elkaar en liep naar de deur. Hij begon door de gang te lopen die hem naar het bewoonde deel van de academie zou terugbrengen, maar toen hij langs een gesloten deur kwam bleef hij staan. Hij keek om zich heen en toen hij niemand zag probeerde hij de deur. Hij zat niet op slot en Randy glipte naar binnen.

In de kamer, met een roerloos lichaam en een gezicht dat geen uitdrukking vertoonde, lag Peter Williams in bed. Langzaam liep Randy op hem af.

Hij kon Peter horen ademen maar het geluid klonk oppervlakkig en raspend, alsof er iets in Peters keel zat.

Peter was dus niet dood. Peter leefde nog steeds, ondanks alles wat er met hem gebeurd was.

Was dat wat dokter Hamlin bedoelde toen hij zei dat hij een volmaakt kind was? Dat, wat er ook met je gebeurde, je niet doodging?

Tijdens zijn wandeling van de ziekenzaal naar zijn eigen kamer vroeg hij zich af of hij het leuk vond om een volmaakt kind te zijn.

Hij dacht eigenlijk van niet - niet als het erop neerkwam dat hij net zo als Peter Williams zou eindigen.

George Hamlin zette zijn bril met het hoornen montuur af en wreef met twee vingers over zijn neus. Het was meer een gewoontegebaar dan iets anders; zoals gewoonlijk blaakte hij van energie. Hij was van plan om de hele nacht door te werken.

Eerst was de klaarblijkelijke doorbraak met Randy Corliss gekomen.

Daarna een telefoontje uit Boston.

Paul Randolph's telefoontje had hem meer verontrust dan hij had laten blijken. Hij was ervan overtuigd dat het niet veel voor kon stellen. Een moeder die overstuur was en zich aan iedere strohalm vastklampte om haar zoontje terug te vinden. Maar toch was hij onaangenaam verrast geweest toen de moeder Lucy Corliss bleek te zijn. Waarom juist vandaag? Waarom moest de veiligheid van het project vandaag bedreigd worden, en door de moeder van het enige onderwerp dat eventueel succes beloofde?

Maar hij had zijn bezorgdheid van zich afgezet. Het enige dat het daadwerkelijk betekende was dat hij nog harder aan de slag moest Hij pakte zijn laboratoriumanalyses op en begon ze te bestuderen.

Het probleem, wist hij, zat vast op de restrictie van de endonuclease-ligase - de combinatie van enzymen die de genetische structuur van het eitje vlak voor de bevruchting veranderde. Zodra hij het materiaal had ontwikkeld om dat te bewerkstelligen, was het proces op zich vrij simpel gebleken. Het kwam erop neer dat er een deel van het desoxyribonucleïnezuur - DNA - werd weggesneden en daarna in veranderde vorm weer werd toegevoegd. Maar het had Hamlin jaren gekost om die verbindingen te ontwikkelen, die ook allemaal proefondervindelijk getest hadden moeten worden.

Het waren jaren van eenzaam, heimelijk geploeter geweest die tot nu toe alleen maar geleid hadden tot een reeks van totale, zij het niet spectaculaire mislukkingen.

Mislukkingen die in de wetenschapswereld niet bekend waren en dat ook nooit zouden worden, maar toch.

George Hamlin had een hekel aan mislukkingen.

Hij keerde terug naar de eerste pagina van het rapport en begon het opnieuw door te lezen. Hij sloeg pagina na pagina om met kaartjes, analyses van de enzymen die ze gebruikt hadden, grafieken en de medische geschiedenis van iedere proefpersoon die ze sinds het begin van het project gebruikt hadden.

Hij was ervan overtuigd dat de sleutel bij Randy Corliss moest liggen. Hij sloeg de bladzijde op die de genetische analyse van de jongen bevatte.

Hij was voornamelijk geïnteresseerd in de introns.

Het antwoord lag besloten in de introns, die als genetisch afval om de dubbele helixstructuur van het DNA lagen; dat had hij altijd geweten. Vanaf het moment dat hij ze begon te bestuderen was George Hamlin het oneens geweest met de heersende theorie dat de introns niet meer dan wat vuilnis waren die uit de genetische codes werden gestoten als het proces van verandering van DNA in RNA, en later in de boodschapper RNA die de celontwikkeling stuurde, plaatsvond.

Nee, Hamlin had lang geleden al besloten dat introns iets anders waren en hij was uiteindelijk tot de conclusie gekomen dat ze een soort evolutionair laboratorium voor experimenten waren waarin de natuur nieuwe combinaties van het genetische alfabet samenstelde, waarna ze ze afsloot zodat ze alleen bij genetisch toeval geactiveerd konden worden. Daardoor zou alleen als het experiment succesvol uitpakte en het organisme in leven bleef, de geactiveerde intron, nu een exon, aan de volgende generaties worden doorgegeven.

Wat Hamlin had besloten te doen was een manier vinden om de introns kunstmatig te activeren, hun functies te bepalen, ze te leren controleren en gebruiken.

En langzamerhand, in de loop van vele jaren, was hij daarin geslaagd.

Toen was hij gaan experimenteren met mensen.

Toen had de geheimzinnigheid zijn intrede gedaan en toen waren de mislukkingen begonnen.

En nu leek het uiteindelijke antwoord besloten te liggen in het kleine, stevige lichaam van Randy Corliss.

Het was nog te vroeg om er zeker van te kunnen zijn dat dat zo was, maar dat was nog slechts een kwestie van enkele maanden.

Alles wat nu nog moest gebeuren was dat Randy Corliss in leven bleef.

Dan zouden de jaren van geheimzinnigheid voorbijzijn en zou George Hamlin zijn plaats innemen in de rij van vooraanstaande genetici.

Hij wilde, maar dat was al jaren zo, dat hij zijn experimenten allemaal in zijn lab kon uitvoeren. Maar dat was onmogelijk.

Buitenbaarmoederlijke bevruchting was geen probleem - men was er al jaren geleden in geslaagd om een eitje buiten de baarmoeder met sperma samen te brengen.

Het probleem was dat er zoveel embryo's tot volwassenheid gebracht moesten worden en dat er lang niet genoeg vrouwen bereid waren om deze 'reageerbuisbaby's' te dragen, vooral ook omdat ze wisten dat deze baby's veel meer de kinderen van George Hamlin zouden zijn dan van hun en hun echtgenoot.

Daarom had hij het besluit genomen.

Het DNA zou in het eitje in de baarmoeder veranderd worden.

Als het experiment mislukte zouden de ouders nooit precies weten wat er gebeurd was.

En als het slaagde zouden de ouders zonder het te weten een uitzonderlijk gezond, hoewel niet helemaal menselijk kind grootbrengen.

En het succes leek nabij. Als Randy Corliss bleef leven.

Ze zaten een beetje stijfjes met zijn vieren in Lucy Corliss' kleine woonkamer. Lucy en Jim op de bank, Sally Montgomery en Carl Bronski in de leunstoelen.

Het was niet gemakkelijk geweest voor Sally om er te komen. Na gehoord te hebben wat er die middag gebeurd was, zowel van Sally zelf als van haar moeder, had Steve geopperd dat Sally misschien een beetje overspannen was. Hoewel Sally het een belachelijk woord vond had ze er verder niet op gereageerd. Liever dan ruzie met hem te maken had ze er rustig in toegestemd dat een goede nachtrust het beste voor haar was. Een paar minuten later had Lucy gebeld en gevraagd of ze de computerdata aan brigadier Bronski wilde uitleggen. Ze had ja gezegd en toen was de ruzie losgebarsten. En nu had ze niet alleen met Steve, maar ook met haar moeder te maken. In het begin had Phyllis er zwijgend bijgezeten en zich er niet mee bemoeid. Maar op een gegeven moment had ze op die redelijke toon, die Sally het bloed onder de nagels vandaan haalde, partij voor Steve gekozen.

Sally, verklaarde ze, moest zich niet inlaten met problemen van vreemden. Sally had op het ogenblik zelf genoeg moeilijkheden en kon die van Lucy Corliss er zeker niet bij gebruiken.

Op een gegeven moment had Sally er genoeg van. Terwijl ze moeite moest doen om beleefd te blijven vertelde ze haar man en haar moeder waar ze heenging en stormde het huis uit.

Nu, nadat ze aan Jim Corliss en brigadier Bronski had uitgelegd wat de gegevens van de computer volgens haar te betekenen hadden begon ze zich af te vragen of ze verstandig was geweest

Ze besefte dat er eigenlijk niet zoveel overeenkomsten bestonden tussen Randy Corliss' verdwijning en Julies dood.

De enige overeenkomst was dat beide kinderen bij een studie van CHILD betrokken waren.

En toen, terwijl de stilte over hen heen viel, herinnerde Sally zich ineens iets waaraan ze gedacht had toen ze vanmorgen met de computer aan het werk was. Iets waar ze sinds de lunch met Jan Ransom van tijd tot tijd aan had moeten denken.

'Lucy,' zei ze, 'ik weet dat dit een vreemde vraag is maar wilde je Randy echt? Voor hij geboren was, bedoel ik. Werd je zwanger omdat je het graag wilde?'

Voor Lucy antwoord kon geven schudde Jim Corliss met zijn hoofd. 'Ik was degene die geen baby wilde,' zei hij. 'Eigenlijk was het Randy die een einde aan ons huwelijk maakte. Ik denk dat Lucy dacht dat hij ons tot elkaar kon brengen, maar dat is niet gebeurd.' Zijn blik verplaatste zich van Sally naar Lucy en hij begon rechtstreeks tegen haar te praten. 'Ik weet dat je het goed bedoelde maar ik... toen je me vertelde dat je in verwachting was kreeg ik het gevoel dat de gevangenisdeur achter me dichtsloeg. Daarom ging ik ervandoor.'

'Maar ik wilde helemaal niet in verwachting raken,' protesteerde Lucy. 'Randy was echt niet mijn idee. Juist het tegenovergestelde - ik had een spiraaltje laten plaatsen omdat ik vrij goed wist wat er zou gebeuren als ik zwanger werd. Helaas ben ik een van die vrouwen bij wie een spiraaltje niet blijft zitten, maar toen ik daar achterkwam was het al te laat.'

Sally zat verbluft voor zich uit te staren en moest haar best doen om na te denken. Was ze hysterisch, of werd de hele situatie steeds onheilspellender? Er waren er nu vier, vier kinderen die in de eerste plaats niet gewenst waren, van wie de moeders een spiraaltje gebruikten als anticonceptiemiddel toen ze zwanger werden en die allemaal door het Children's Institute for Latent Diseases gevolgd werden. En er waren er twee overleden en een werd vermist Alleen Jason was nog over.

'Het is verschrikkelijk,' zei ze, zich niet realiserend dat ze het hardop gezegd had.

'Wat?' vroeg Carl Bronski haar. 'Wat is er verschrikkelijk?'

Verlegen keek ze van het ene gericht naar het andere. Ze keken haar allemaal nieuwsgierig aan maar geen van allen keek onvriendelijk. 'Ik zat erover na te denken,' begon ze. 'Over jou en mij, en Jan Ransom, en alle overeenkomsten die er blijken te zijn.' Ze noemde ze een voor een op en verwachtte half dat iemand - waarschijnlijk Bronski - haar zou vertellen dat ze overdreven reageerde, dat ze een complot zag terwijl dat er niet was en dat ze nodig hulp moest hebben.

Maar niemand deed het

Toen ze klaar was viel er een lange stilte die uiteindelijk door Sally zelf verbroken werd.

'Lucy,' vroeg ze en haar stem klonk vreemd beklemd. 'Wie was je gynaecoloog?'

Lucy fronste nadenkend haar voorhoofd. 'Iemand van het Community Hospital. Nadat Randy geboren is heb ik hem nooit teruggezien. Ik ben bang dat ik het niet zo met dokters opheb. Maar zijn naam was Weisfield of iets dergelijks.'

'Was het Wiseman?' vroeg Sally, die het antwoord al wist.

Lucy's gezicht klaarde op. 'Dat is het! Arthur Wiseman. Ik mocht hem niet, maar toen was hij de enige die...' Ze hield op toen ze Sally's verwrongen gezicht zag. 'Wat is er? Wat heb ik gezegd?'

'Wiseman is ook mijn dokter,' legde Sally uit. 'En die van Jan Ransom.' Haar stem klonk ineens bitter. 'Hij met zijn zachte maniertjes en vaderlijke adviezen. Wat heeft hij ons allemaal áángedaan, verdomme?'

'We weten niet of hij iets heeft gedaan,' merkte Carl Bronski kalm op.

Maat voor zichzelf besloot hij dat het tijd werd om veel meer aandacht te besteden aan wat er nu eigenlijk precies met Randy Corliss gebeurd was.

Het huis was donker toen Sally terugkwam, op een licht in hun slaapkamer na. Haar moeder was blijkbaar eindelijk naar huis gegaan. Sally stak haar sleutel in het slot, ging naar binnen en controleerde of op de benedenverdieping alle ramen dicht waren. Toen ze de trap opliep vroeg ze zich af hoe ze Steve moest vertellen dat ze, in plaats van zich niet meer te bemoeien met Lucy Corliss* problemen, er steeds verder bij betrokken raakte. Ze wist wat zijn antwoord zou zijn en wilde het niet horen. Toch wilde ze - kon ze - niet tegen hem liegen over waar ze mee bezig was.

Op de een of andere manier moest ze zijn begrip kunnen opwekken. Ze wist nu dat er in Eastbury Community Hospital iets gaande was. Er was daar iets met haar gebeurd, en met Lucy Corliss, en met Jan Ransom. Met hoeveel anderen was het ook gebeurd? Hoeveel andere baby's waren er doodgegaan en hoeveel kinderen werden er vermist? Ze moest het weten en Steve moest dat begrijpen.

Dat waren ze de vrouwen en kinderen schuldig met wie tot nu toe nog niets gebeurd was en misschien zelfs ook zichzelf en Julie.

Toen ze boven was wilde ze naar de slaapkamer lopen, maar veranderde van gedachten. Ze zou eerst even bij Jason gaan kijken om zichzelf gerust te stellen.

Hij lag in bed, diep in slaap, met zijn rechterarm over de rand van het bed. Toen ze zich bukte om hem te kussen bewoog hij zich, draaide zich om en keek haar aan.

'Mam? Ben jij het?' Hij mompelde de woorden slaperig en zijn ogen, half open, leken haar te zoeken.

'Ja, schat,' fluisterde ze terwijl ze naast zijn bed neerknielde en haar armen om hem heensloeg. 'Hoe is het met je? Alles in orde?'

'Ja,' antwoordde Jason. 'Ik en papa hebben de hele avond spelletjes gedaan met oma en ik heb gewonnen.' Er klonk iets verwijtends in zijn stem en ergens wenste Sally dat ze thuis was gebleven om mee te doen. Maar ze wist best dat ze zich dan de hele avond schuldig had gevoeld omdat ze niet was gegaan.

Ze raakte voorzichtig zijn hand aan.

'Doet het helemaal geen pijn?' vroeg ze.

'Nee,' zei Jason. Daarna voegde hij eraan toe: 'Ik denk dat oma gelijk had. Ik denk dat de toffee niet zo heet was als ik dacht.'

Sally fronste haar wenkbrauwen en voelde dat haar hart iets sneller begon te kloppen. Zelfs Jason geloofde niet langer dat er iets ernstigs met hem gebeurd was.

En toch hadden haar ogen haar niet bedrogen. Of misschien wel? Hoe kon ze daar ooit achterkomen? Misschien - heel misschien - was ze te veel overstuur geweest om te beseffen hoe weinig schade er was aangericht.

Ze gaf hem nog een nachtkus en stopte hem in. Ze trok zijn deur achter zich dicht en liep door de gang naar de slaapkamer die ze met Steve deelde.

Hij sliep al, met een boek opengeslagen op zijn borst. Een paar minuten lang bleef Sally staan twijfelen of ze hem wakker zou maken. Uiteindelijk besloot ze om het niet te doen. Ze kleedde zich uit, deed het licht uit en glipte naast hem in bed.

Het duurde een hele tijd voor ze in slaap viel. Er spookten te veel beelden door haar hoofd.

Julie, die dood in haar wieg lag. Waar kwam dat door?

Jason, wiens hand de ene minuut ernstig gewond leek door het zuur, maar die een paar minuten later alleen maar een beetje rood zag.

Weer Jason, wiens hand bedekt was met kokende chocolade, vol blaren en rood, en een paar minuten later niets meer.

En ik had hem ook niet willen hebben, dacht ze bitter.

Het was al ruim acht jaar geleden, maar ze herinnerde zich nog hoe bang ze was geweest toen ze naar dokter Wiseman was gegaan om haar eerste spiraaltje te laten plaatsen.

Ze was op die dag bijna net zo bang geweest als vandaag.

Steve Montgomery staarde somber naar het rapport op zijn bureau. Hij had het vier keer gelezen. Zou een vijfde keer nog vruchten afwerpen? Waarschijnlijk niet. Bovendien wist hij nu wel zo ongeveer wat erin stond. Het was het zoveelste fusievoorstel, het zoveelste rapport van een klein bedrijf dat stond te trappelen om te worden opgeslokt door een groter bedrijf, waarbij alle hoge functionarissen van het eerste bedrijf winst zouden maken door de verkoop en vervolgens hun oude werk bleven doen voor een salaris dat twee keer zo hoog was als daarvoor. Het was Steves werk om een goede partner te vinden voor deze fusie. Onder normale omstandigheden zou hij van de uitdaging genoten hebben.

Vandaag lukte het hem niet om zich te concentreren. Het zou geen enkele zin hebben om de grafieken en winstramingen nog eens door te nemen. Hij legde het rapport weg en draaide zijn stoel rond, maar zelfs het uitzicht op de zachte lentemorgen kon zijn humeur niet verbeteren.

Tot negen dagen geleden was zijn leven bijna volmaakt geweest. Een vrouw van wie hij hield, twee kinderen op wie hij gek was, werk dat hij leuk vond. En nu, in iets meer dan een week tijd was zijn dochtertje overleden, zijn vrouw veranderd en zijn zoon...

Hoe zat het met zijn zoon?

Hij haalde zich Jason voor de geest en even speelde er een glimlach om zijn lippen. Maar niet voor lang. Want heel even zag hij het kleine, roerloze lichaampje voor zich van de cavia die van Jason was geweest.

Steve schudde zichzelf heen en weer en bande resoluut de half gevormde gedachte die ineens in hem was opgekomen uit zijn hoofd.

Die gedachte, zei hij tegen zichzelf, had niets met Jason te maken. Meer met Sally en haar steeds erger wordende obsessie dat er iets met Julie gebeurd was. Die obsessie greep als een ziekte om zich heen, zodat Jason er ook bij betrokken raakte.

Hij besloot dat het tijd werd om eens een lang gesprek met Sally's dokter te hebben.

Arthur Wiseman grinnikte tegen Steve en gebaarde naar de stoel voor zijn bureau. 'Is dit uw eerste bezoek aan een gynaecoloog? Als dat zo is wil ik u verzekeren dat u nergens bang voor hoeft te zijn. Het onderzoek doet

absoluut geen pijn en...' Hij liet het grapje voor wat het was toen hij de sombere uitdrukking op Steves gezicht zag. 'Ga zitten, Steve,' zei hij zacht.

De twee mannen bleven elkaar zwijgend aankijken waarbij Steve zich afvroeg of hij er goed aan had gedaan om naar de dokter toe te gaan en Wiseman geduldig wachtte tot Steve het gesprek zou beginnen. Toen het duidelijk werd dat dat niet zou gebeuren verbrak hij de stilte.

'Ik neem aan dat dit iets met Sally te maken heeft?' vroeg hij, zijn stem opzettelijk beroepsmatig neutraal houdend.

Steve knikte. Weer viel er een stilte in de kleine spreekkamer.

Wiseman probeerde het opnieuw. 'Is er weer iets gebeurd?'

'Dat weet ik eigenlijk niet,' gaf Steve weinig op zijn gemak toe. 'Ik kan niet echt iets aanwijzen. Het is gewoon dat... tja, ze is veranderd. Ze is vreselijk gespannen en ze heeft overdreven reacties. Zoals gisteren, toen Jason een ongelukje had in de keuken.'

'Daar weet ik van,' onderbrak Wiseman hem. 'Ik was hier toen ze Jason hierheen bracht. Sally scheen te denken dat het veel erger was dan in werkelijkheid het geval was.'

'Precies! En zo is ze met alles. Ze heeft een of ander onderzoek ontdekt waarbij zowel Julie als Randy Corliss betrokken waren en nu hebben zij en Randy's moeder bedacht dat er een complot gaande moet zijn.'

Wiseman kreunde omdat hij zich zijn eigen gesprek met Sally herinnerde. 'Denk je dat ze paranoïde aan het worden is?' vroeg hij.

Steve schrok van de vraag. Hij aarzelde en trok een diepe voor tussen zijn wenkbrauwen. Maar voor hij antwoord kon geven lachte Wiseman hem hartelijk toe.

'Het is maar een kreet,' zei hij. 'Bovendien is hij beladen met allerlei vooroordelen en verkeerde interpretaties. Maar toch denk ik dat het daar min of meer op neerkomt, is het niet?'

'Misschien wel,' antwoordde Steve met een stem die nauwelijks te verstaan was. Hij haalde diep adem en dwong zich om de dokter aan te kijken. 'Denkt u dat ze paranoïde is?'

Wiseman haalde zijn schouders op. 'Ik ben geen psychiater en ik hou er niet van om dat soort oordelen uit te spreken. Maar,' ging hij verder toen hij de opluchting op Steve Montgomery's gezicht zag, 'dat houdt niet in dat ze niet ernstig in de problemen zit. Hoe kan dat ook anders, na wat er gebeurd is? Het verlies van een baby is voor een moeder het ergste wat er kan gebeuren, Steve. De meeste moeders gaan liever zelf dood dan dat ze hun kind verliezen.' Hij zweeg even en sloeg met zijn vingers een roffel op zijn bureau. 'Wil je dat ik iemand zoek met wie Sally kan praten?'

'Bedoelt u een psychiater?'

'Of een andere therapeut. Ik weet niet of Sally wel een psychiater nodig heeft. Als haar problemen van lichamelijke aard waren kon ik er veel meer over zeggen. Maar ik denk dat we allebei wel weten waar haar problemen vandaan komen en volgens mij moet een goede psycholoog haar kunnen helpen.'

Steve schudde langzaam zijn hoofd. 'Ik weet het niet,' zei hij ten slotte.

'Ik ben bang dal ze niet zou gaan. Ze vindt helemaal niet dat er iets met haar aan de hand is.'

Wiseman stond op, keek nadrukkelijk in zijn bureau-agenda en Steve stond bijna automatisch ook meteen op.

'Nee, dat wil ze nooit,' zei Steve. 'Ik ken haar en ik denk niet dat ik haar van de noodzaak kan overtuigen.'

'Soms,' antwoordde Wiseman, 'moeten we mensen bijna dwingen om te doen wat het beste voor hen is.'

Voordat het tot Steve Montgomery was doorgedrongen wat hij met die woorden bedoelde had Wiseman afscheid van hem genomen en was naar zijn bureau teruggekeerd. Hij begon aantekeningen te maken op een blocnote en maakte een lijst van vijf psychologen. Onder aan de bladzijde schreef hij een laatste opmerking om zichzelf eraan te herinneren na te kijken hoe het met zijn verzekering tegen het verkeerd uitoefenen van de geneeskunde zat. Hij scheurde het blad af en had het net in de bovenste la van zijn bureau gelegd toen zijn assistente de deur opendeed om de eerste patiënte van die dag aan te kondigen.

Wiseman stond met een hartelijke glimlach op en kwam achter zijn bureau vandaan om de jonge vrouw te begroeten die verlegen achter de assistente aanliep. Hij nam het dossier van zijn assistente aan en gebaarde de jonge vrouw, Erica Jordan, om in de stoel plaats te nemen waarin zojuist nog Steve Montgomery gezeten had. Wiseman keerde pas naar zijn eigen stoel terug toen Erica Jordan zat en de assistente verdwenen was. Hij opende het dossier, wierp een blik op de inhoud en keek de vrouw glimlachend aan.

'Het lijkt erop dat het spiraaltje het beste voor u is,' zei hij.

Erica Jordan werd bleek. 'Dus ik ben allergisch voor de pil?'

'Dat wil ik niet direct zeggen,' antwoordde Wiseman. 'Het gaat eigenlijk niet om allergieën. Het komt erop neer dat de pil bepaalde bijwerkingen heeft en dat u gevoelig bent voor een paar daarvan. Migraine, bij voorbeeld. En verder zit er kanker in uw familie.'

'Maar ik dacht dat kanker niet erfelijk was,' wierp Erica Jordan tegen.

'Voor zover wij weten is het dat ook niet. Maar toch schrijven we in dat soort gevallen niet graag de pil voor. Niet dat er een direct verband bestaat, maar we zijn liever voorzichtig.'

'Verdomme,' zei Erica zacht. 'Waarom moet ik overal allergisch voor zijn? En wat als ik ook allergisch voor het spiraaltje blijk te zijn?'

Wiseman haalde zijn schouders op. 'Het is mogelijk,' gaf hij toe. 'Misschien kunt u ook nog eens over het pessarium nadenken.'

Erica trok een lelijk gezicht en schudde haar hoofd. 'O, nee, daar ken ik mezelf te goed voor. Laten we maar een spiraaltje doen en het beste ervan hopen.'

Wiseman sprak door de telefoon met zijn assistente en wendde zich daarna weer tot Erica Jordan. 'Als u nu naar de onderzoekskamer gaat zal Charlene u verder klaarmaken voor de plaatsing. En ik heb iets dat waarschijnlijk zal helpen tegen een allergische reactie. Het is een zalfje en wordt tegelijk met het spiraaltje naar binnen gebracht. Het vermindert eventuele irritatie en helpt u lichaam om het spiraaltje te accepteren.'

'Hoe lang werkt het?'

'Een redelijk lange tijd,' antwoordde Wiseman. 'Volgens de literatuur bijna een maand. En natuurlijk wil ik u over een maand hier terugzien voor controle.' Hij glimlachte bemoedigend toen hij haar naar de deur begeleidde. 'Ik kom zo bij u.'

Een half uur later, toen het spiraaltje geplaatst was en Erica Jordan weer naar haar werk op weg was begon Wiseman langzaam en zorgvuldig haar dossier bij te werken om aan te geven dat er een intra-uterien anticonceptiemiddel in haar baarmoeder geplaatst was. Hij was ook zo nauwkeurig om aan te tekenen dat, 'gezien de vatbaarheid van de patiënte voor allergische reacties' het middel bicalcioglythemine (BCG) zowel voorgeschreven als gebruikt was.

Toen hij het dossier had bijgewerkt tikte hij de toegangscodes in op de terminal op zijn bureau en voegde de nieuwe gegevens toe aan de permanente databank van de Shefton County computer.

Paul Randolph reed over het platteland en genoot van de ontluikende natuur en de warmte in de lucht. Hij realiseerde zich dat hij veel te veel tijd in Boston doorbracht, óf in zijn kantoor, óf in zijn appartement en dat hij te weinig aan de stad ontsnapte. Hij had ook vandaag niet weg horen te gaan - het werk lag torenhoog op zijn bureau opgestapeld en hij was gedwongen geweest om drie afspraken met eventuele toekomstige donateurs van CHILD te verplaatsen. Toch had hij het gevoel gehad dat hem weinig keus overbleef. Hij zat met een probleem.

De lange, smalle weg eindigde bij de hekken van de academie. Alleen dacht Paul Randolph er nog steeds aan als The Oaks. Hij deed zijn raampje naar beneden, drukte een codenummer in op het automatische slot dat achter een laurierstruik verborgen was en keek hoe het hek langzaam openging. Hij reed er doorheen en keek in zijn achteruitkijkspiegel tot het hek weer gesloten was. Pas toen hij het slot weer dicht hoorde vallen reed hij langs de kronkelige oprijlaan naar het huis.

Hij parkeerde voor de hoofdingang, stapte uit en was al bezig de treden van de veranda op te lopen toen hij zich bedacht. Hij draaide zich om en liep terug om het huis te bekijken, het te voelen op de manier waarop een eventuele koper dat zou doen. Hij kwam tot de conclusie dat, wat hemzelf betrof, de belangstelling voor het huis hier zou eindigen. Het huis, hoewel het er rustig en vredig uitzag, gaf hem niet langer een plezierig gevoel. In de maanden waarin het project hierheen verplaatst was leek het huis veranderd te zijn. De warmte die het tijdens zijn jeugd had uitgeademd was verdwenen en het leek wel of het huis zelf bezwaar maakte tegen wat er zich tussen zijn muren afspeelde.